26 APRIL 2001
62
De heer SCHRODER
Ik vond het niet juist om een weging te maken tussen de verschillende belangen bij verschillende
onderwerpen van de aanwezigen op de publieke tribune. Vandaar dat ik niet voor dit voorstel heb
gestemd.
De VOORZITTER
Maar dan vind ik dat u zou moeten menen dat het dus in andere gevallen zeker niet zou moeten
gebeuren. De raad is evenwel telkens bevoegd om daarover een beslissing te nemen, en mij dunkt
dat wij dat aan de raad kunnen overlaten. Dat betekent dat agendapunt 15 naar voren wordt gehaald.
De heer LEUNISSE
Voorzitter, nog een punt van orde.
De VOORZITTER
Nog een punt van orde?
De heer LEUNISSE
Ja, althans, het betreft iets in Ciw richting. Ik ben vanmiddag bij het kabinet geweest en ik heb u
gevraagd of ik vanwege vermeende belangenverstrengeling toch zou kunnen inspreken en
dispensatie zou kunnen krijgen. Ik heb u dat voorgelegd en ik had graag uw antwoord daarop.
De VOORZITTER
Bij punt 15, dat hebben wij begrepen en dat is ook in de commissie gemeld, hebt u persoonlijke
belangen. In de wet staat niet, dat u daarover niet zou mogen spreken. Er staat alleen dat u bij zo'n
agendapunt niet mag meebeslissen, niet mee mag besluiten. Naar mijn oordeel zou u zich moeten
onthouden van deelname aan de beraadslaging.
De heer LEUNISSE
Ik zou u willen vragen dat voor te leggen aan de raad en de raad zich daarover te laten uitspreken.
De VOORZITTER
Mag ik aan de raad vragen of deze vindt dat de heer Leunisse zou mogen meespreken bij
agendapunt 15? Wie is daarvoor?
De heer KWISTHOUT
Bij interruptie. Het is mij niet geheel duidelijk waarom de heer Leunisse niet aan de beraadslaging zou
mogen meedoen en niet zou mogen stemmen. Dat is één punt. Misschien kan de heer Leunisse of u
dat in het kort toelichten. Het tweede punt is dat de heer Leunisse een éénmansfractie vormt en niet
meedoen aan de beraadslagingen betekent dat de Parel van het Zuiden niet bij de beraadslaging
betrokken is.
De heer LEUNISSE
Bij interruptie. Ik zou willen ingaan op de suggestie van de SP. Naar mijn gevoel en dat van velen is in
de commissie Onderwijs dit punt niet geheel afgerond, de behandeling werd afgebroken. Wij zijn
daardoor niet in staat om dit punt naar behoren te verdedigen. Maar ik wil me beperken tot de
nagezonden stukken en ik zal niet inhoudelijk op het punt ingaan.
De VOORZITTER
De heer Leunisse wil daarover niet spreken omdat hij in de commissie dezelfde positie heeft
ingenomen, hij vond toen dat het niet zou moeten. Ik denk dat dit juist was en dat dit nu ook zo zou
moeten zijn.
De heer KWISTHOUT
Maar als u de raad vraagt om de heer Leunisse niet aan de beraadslagingen te laten meedoen dan
moet daarvoor een wettelijke grondslag zijn.
De VOORZITTER
Dat vraag ik niet, dat vraagt hij zelf. Hij vraagt zelf een uitspraak van de raad over het meedoen aan
de beraadslagingen. Ik heb gezegd dat dat op zich juridisch zou kunnen, maar dat ik hem dat