31 JANUARI 2002
18
overheid te gebeuren en het verdelen daarvan is iets wat bij uitstek geschikt is voor centrale planning.
Onze bestemming, waar staat Breda in 2015 dus over dertien jaar op milieugebied, is anders dan de
bestemming die andere partijen kiezen en wij slaan derhalve ook een andere koers in. Onze visie op
de langere termijn is gewoon een andere. Wij zullen dan ook niet instemmen met deze visie op de
langere termijn.
Wethouder DE WERD
Over het algemeen betreft het stemverklaringen in positieve zin waarvoor mijn dank. Ik wil toch nog
even reageren op de prachtige beeldspraken van de heer Scheltens van de GroenLinksfractie waar
hij het onder andere heeft over zijn milieukoekfabriek. Ja, mijnheer Scheltens, ik heb een droom en
die droom is dat de GroenLinksfractie op enig moment dusdanige ingrediënten in het deeg gooit dat
het broodje ook door u te eten is. Ik wil het daarbij laten.
TWEEDE TERMIJN
De heer SCHELTENS
We moeten ervoor oppassen dat het geen wedstrijd wordt in woordspelingen als een soort lokaal
dictee in plaats van een nationaal dictee. We hebben geprobeerd het volgende duidelijk te maken en
dat hebben we al eerder gedaan. Het is helemaal niet zo dat wij hebben gezegd dat alles wat daarin
staat, alles wat is voorgesteld en alle ideeën ons niet aanspreken. Helemaal niet. Daar gaat het niet
om. Het gaat om de betiteling Milieuvisie voor de langere termijn. Over dat begrip hebben wij blijkbaar
een ander idee dan u. Het zou best wel kunnen zijn dat wij in het vervolgtraject ten opzichte van een
aantal van de zaken die moeten worden uitgewerkt misschien een stuk positiever staan dan nu het
geval is. Het is dus meer een kwestie dat wij het ontbreken van een visie een wat mindere start vin
den van een proces dat misschien best wel heel goed kan gaan lopen. Wat wij het meest missen is
de integrale benadering, een van de andere sprekers haalde dat punt ook naar voren, en vooral op
momenten, en dat is op veel momenten, waar sprake is van botsende belangen. Dan lijkt milieu he
laas heel vaak gewoon het onderspit te moeten delven. U zegt dat het bij ieder onderwerp wel ter
sprake komt in het college, maar wij merken daar zo weinig van. Ik kan nu al die voorbeelden weer
wel gaan noemen: mobiliteit, wonen, het beslag op de groene ruimte, op de buitenruimte, en natuurlijk
zal het wel ter sprake komen, maar in de uitwerking en zoals het hier langs deze collegetafel wordt
gepresenteerd zien wij toch heel vaak dat het op een andere manier naar voren komt dan wij voor lief
houden voor deze stad. Ik wil ook het volgende nog even melden. Alle sprekers hebben een nuttige
bijdrage geleverd. Wij zijn inderdaad redelijk teleurgesteld in de inbreng van D66, wat vroeger een
milieupartij was. Misschien dat zij dat alsnog kunnen doen, want zij kunnen, volgens mij, nog best een
tweede termijn vullen.
De heer JOOSSE
Ik wil hierop graag even reageren. Wij hebben vanavond een hele rij stemverklaringen horen langs
komen waarin in feite weinig anders werd gezegd dan ook in de commissie is gezegd. Ik kan daaraan
natuurlijk ook de stemverklaring van D66 toevoegen. Misschien dat in het kader van het dualisme en
het meer politiek maken van de raadsagenda dit soort stemverklaringen in de toekomst wel achter
wege blijft. Ik wil heel kort ingaan op datgene wat we in de commissie hebben gezegd. Ik kan me
aansluiten bij de Partij van de Arbeid wat betreft de bedrijfsinterne milieuzorg dat wij daarvoor de ko
mende tijd meer aandacht willen vragen en dat verder met name de monitoring in de komende jaren
heel belangrijk zal zijn om de jaarlijkse milieujaarplannen goed te kunnen vaststellen en steeds heel
doelgericht te kunnen werken. Maar in feite is dat ook in de commissie gezegd en ik vraag me af of
het wel zinvol is om al die stellingen in de raad nog een keer te herhalen.
De heerLEUNISSE
Een stemverklaring. De vragen en argumenten die zowel de SP-fractie als de GroenLinksfractie stel
den waren ook onze vragen en argumenten. Wij sluiten ons daarbij aan. Wij zullen dan ook niet met
dit voorstel meegaan.
Wethouder DE WERD
Ik moet constateren dat de heer Scheltens aangeeft toch een aantal positieve elementen te zien. De
heer De Craen heeft het ook even gehad over de integrale samenwerking in het college. Ik heb daar
bewust niet op gereageerd omdat de heer De Craen waarschijnlijk weet hoe integraal en collegiaal dit
college samenwerkt. Over het feit dat de heer Scheltens daarover twijfels heeft het volgende. Ik kan