25 JUNI 2002 287 Wethouder OOMEN Als u spreekt over de buitenruimte dan heb ik het over de fysieke veiligheid. Kijk, een trottoir, dat er als een sinusoïde in ligt - u weet wat dat betekent? ja - is natuurlijk niet veilig. Dat versta ik onder veilig heid. Als wij spreken over woongebieden waar niet wordt gesnoeid, waar het groen te hoog staat, dan creëert dat een sfeer van onveiligheid. Dat is onveiligheid in de sfeer van de dienst Buitenruimte. De heer HAARHUIS Voorzitter, mag ik nog even wat zeggen in de richting van de heer Oomen? Wat wij belangrijk vinden is dat wij inzicht hebben, dat inzicht ook kunnen geven, en dat mensen die dat aangaat ook dat inzicht hebben, zodat, als je in je omgeving een belabberde situatie ziet, het op een gegeven moment in zichtelijk is, ook met betrekking tot de besteding van die bedragen, wanneer een bepaald object, een straat of een element aan de beurt is, hoe de prioritering daarin is. Daardoor kun je ook een antwoord geven. Nu kunt u dat niet, dat kan ook niet. Er kunnen zeer veel argumenten, prioriteiten, budgetten en dergelijke zijn. We zouden dat echt duidelijk moeten kunnen maken, want nu worden er heel vaak klachten geuit waarop we niet zo goed antwoord hebben, omdat we niet weten wanneer dat aan de beurt is en hoe we dat plannen. Dat is iets wat ook duidelijk moet worden voor de burgers. Wethouder OOMEN Ik begrijp uw vragen. Ik dacht dat ik daarop toch al ten dele antwoord had gegeven. We zouden bij de gebiedsplannen hierover nog eens verder met elkaar kunnen discussiëren om daarin nog meer hel derheid en duidelijkheid te krijgen. Wat ik persoonlijk belangrijk vind is een schone stad. Het de stad ontdoen van zwerfvuil bijvoorbeeld heeft bij mij een hoge prioriteit. Het is het éérste aanzicht van de stad. Dat heeft een nog hogere prioriteit dan de kwaliteit van je vloerbedekking, als ik het zo mag noemen. De heer BOER Mag ik het nog even herhalen? U heeft zojuist uitgelegd wat veilig is, maar u bedoelt daarmee: schoon, heel en veilig voor die 20 miljoen? Wethouder OOMEN Exact, mijnheer Boer. Er is mij nog een vraag gesteld over de wijk- en dorpsraden. Het enige wat ik heb willen aangeven, is dat het college vandaag een brief heeft laten uitgaan naar de wijk- en dorps raden, waarin het melding maakt van datgene wat in het programakkoord staat. Daarin komt het fe nomeen wethouder wijk- en dorpsraden, de coördinerend wethouder, niet meer voor. Wat we gaan doen na de vakantie is, samen met uw raad, want dat is voor mij een vanzelfsprekendheid, én de wijk en dorpsraden kijken hoe wij verder invulling gaan geven aan het districtsgewijs werken. Dat wil zeg gen dat wij gaan kijken hoe wij optimaal gebruik kunnen maken van de wijk- en dorpsraden als klank bord van de lokale samenleving. Als ik kijk naar het verleden dan was het toch vaak zo dat de con tacten vanuit de lokale omgeving naar het gemeentebestuur en de informatieverstrekking zeker zo belangrijk waren als het concrete onderhoud op bepaalde plaatsen. Mevrouw OVERBOOM Daarop wil ik even reageren. Betekent dat ook dat het nog ter discussie staat, dat het open is? Dat is wel belangrijk, denk ik, omdat in het rapport-Weterings drie richtingen worden aangegeven, waarin we het wijkgericht werken zouden kunnen invullen. Het college heeft daar één bepaalde invulling aan gegeven, met name wat betreft accountmanagers. Daarbij hebben wij op dit moment al duidelijk twij fels. Wat ons betreft moet het voor de raad open blijven staan welke ontwikkelingsrichting wordt geko zen. Wethouder OOMEN Voor de raad staat het in zoverre open dat datgene wat bij de programonderhandelingen is besloten vaststaat. Daarover valt niet meer te discussiëren, althans niet met mij. De heer BOER Echt duaal. Wethouder OOMEN Dus dat staat niet ter discussie. Waarover wij willen spreken is datgene wat resteert in het rapport. Daarover wil het college met de raad en met iedereen die ons een goed hart toedraagt, discussiëren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2002 | | pagina 287