432
31 OKTOBER 2002
toch nog steeds vraagtekens bij de beantwoording, want ik heb in de vraagstelling heel expliciet de
formulering van het Tracébesluit en het bestemmingsplan opgenomen. In het bestemmingsplan wordt
verwezen naar datgene wat over de langzaamverkeersverbinding in het Tracébesluit is opgenomen,
en in het Tracébesluit staat dat er aan de zijde van Prinsenbeek sprake is van een helling. Vandaar
dat wij hebben gevraagd: dat had dus eigenlijk een helling moeten zijn in plaats van de nu voorziene
fiets- en voetgangersbrug. Het klopt dat daar staat: een fiets- en voetgangersbrug, maar mét een hel
ling.
De VOORZITTER
Ik denk dat het goed is dat de wethouder antwoord geeft, respectievelijk ook een procedure voorstelt
eventueel.
Wethouder ARBOUW
Bij het interpellatiedebat van GroenLinks gaan we uitgebreid in op de fietsverbinding. Wat betreft het
ontwerp-tracébesluit het volgende. Misschien kan ik nog wel kort een toelichting geven waardoor die
verwarring wellicht is ontstaan. De minister van Verkeer en Waterstaat heeft bij de aanbieding van het
ontwerp-tracébesluit aan de gemeente Breda in november 1997 de aantekening gemaakt dat een
latere aanpassing van de fietsontsluiting bij het station Prinsenbeek mogelijk is onder de voorwaarde
van kostenneutraliteit. In het regionaal bestuurlijk overleg HSL/A16, dat in die tijd periodiek werd ge
houden, was destijds daarop aangedrongen door de gemeente Breda. Breda deed dat omdat Breda
vond dat de verbinding, zoals die in het ontwerp-tracébesluit was opgenomen, om een aantal redenen
niet geschikt was. En die redenen weet u, die hebben we de vorige keer ook aangegeven en wellicht
dat we daar straks nog even op terugkomen. Door die formele toezegging van de minister is de vraag
stelling voor het verbeteren van de fietsontsluiting opener geworden, dat wil zeggen dat door dit ver
zoek van de gemeente Breda alle mogelijkheden open waren om dat in te vullen. Er was een soort
formele toestemming van de minister om zowel die hellingbanen toe te passen als die fietsbrug toe te
passen. Dus beide vielen op dat moment als een soort ontheffing binnen dat besluit. Tot zover mijn
antwoord, voorzitter.
Mevrouw OVERBOOM
Ik wil hier toch nog even op reageren omdat het betrekking heeft op
De VOORZITTER
Dat kan niet. U heeft nu een antwoord gekregen. Ik denk dat u even moet wachten tot het interpella
tiedebat. Ja, akkoord?
Mevrouw OVERBOOM
Dan kom ik er bij het interpellatiedebat op terug.
De VOORZITTER
U had nog een tweede vraag.
Mevrouw OVERBOOM
Ja, die heeft betrekking op de beantwoording van de vragen die we over NAC hebben gesteld. Het
betreft niet de eerste vraag, het waren drie vragen, maar het gaat om de tweede schriftelijk gestelde
vraag. Vorige week heb ik aangegeven dat, wat ons betreft, daarvoor in eerste instantie de maximale
termijn gebruikt had kunnen worden. Dan had u een volledig antwoord kunnen geven. Vervolgens
hebben we vorige week de beantwoording gekregen die niet formeel door het college is ondertekend.
Wij zouden het op prijs stellen dat er nog een formeel antwoord van het college komt op de vragen die
wij hebben gesteld, omdat we vorige week bij de beantwoording ook de indruk hadden dat het ant
woord niet eenduidig was.
Wethouder OOMEN
Ik kan me ook herinneren dat de fractie van D66 een aantal vragen heeft gesteld. Daarop is toen on
middellijk antwoord gekomen, in die zin dat is geantwoord dat op uw vragen zal worden teruggekomen
in de discussie met betrekking tot het NAC-dossier van vorige week of misschien wel de keer daar
voor, dus in de discussie zullen worden meegenomen. U heeft daarop toen niet gereageerd, althans
dat is niet tot mij gekomen, in die zin dat u het daarmee niet eens zou zijn. Dat betekent wel dat