31 OKTOBER 2002 475 heel makkelijk gezegd dat het college moest komen tot een vergunning, terwijl er erg veel discussie mogelijk is over de vraag of het Tracébesluit en het daarop gebaseerde bestemmingsplan roltrappen toelaat. Ik heb het dan niet over de roltrappen van en naar het station, maar over de roltrappen tussen de weg en de brug. In de schriftelijke antwoorden op de vragen die door D66 zijn gesteld is gezegd dat de roltrappen helemaal in overeenstemming zijn met het Tracébesluit. Naar onze overtuiging is dat niet het geval. Voorzover er nog wordt verwezen naar een brief van het ministerie van november 1997 het volgende. Daarin wordt toegelaten dat er alternatieve mogelijkheden zijn en die alternatieve mo gelijkheden hebben dus geen betrekking op het vervangen van een hellingbaan door een roltrap, maar die hebben betrekking op het situeren van een fietspad elders, namelijk langs de Backer en Ruebweg en het betreft dus uitdrukkelijk niet die roltrapmogelijkheid. Wat betreft de rapportage van de politie het volgende. Half september is er een rapport gekomen van de politie dat eigenlijk luidt: je moet niet eens willen om fietsers, bromfietsers en personen met kinderwagens gebruik te laten maken van een roltrap. Ik denk dat dat rapport ook onvoldoende in aanmerking is genomen. Ik wil hierop nog graag de reactie van het college horen. Tot slot het uitgangspunt van het voorkomen van benadeling door de komst van de HSL en de verbreding van de A16 voor de burgers van Breda. Dat uitgangspunt is altijd bij het gemeentebestuur aanwezig geweest. Wij hebben destijds erg veel moeite gehad met het toelaten van de HSL tot Breda. Uiteindelijk hebben wij gezegd: als het dan moet gebeuren, doe het dan zo dat de inpassing optimaal is. Ik denk dat deze inpassing absoluut leidt tot benadeling van de weggebruikers en met name het langzaam verkeer op de route tussen Breda en Prinsenbeek. Ik voeg daar nog aan toe: er is een superfietspad in wording tussen Breda en Etten-Leur en de motive ring daaronder, en die wordt ook door de raad gesteund, is dat je juist het fietsverkeer moet stimuleren en faciliteren. Wat hier gebeurt staat daar haaks op en is daarmee in strijd. Tot zover de eerste ter mijn. De VOORZITTER Het lijkt mij wenselijk dat op datgene wat nu is gesteld als eerste de portefeuillehouder antwoord geeft. Het kan ook zijn dat u het anders wenst, maar misschien is het toch wel goed om even de wethouder aan het woord te laten, zodat wellicht veel van datgene wat nu op tafel is gebracht wordt beantwoord. U gaat daarmee akkoord? Dan geef ik het woord aan de wethouder. Wethouder ARBOUW Namens het college wil ik graag ingaan op in ieder geval de schriftelijk ingediende vragen en de toe lichting van de heer De Roos. Ik zal proberen het kort te houden, maar op een aantal punten zal ik toch wat dieper moeten ingaan. Ik wil beginnen met te stellen dat wij naar ons oordeel de raad in ieder geval tijdig en zo compleet mogelijk, uitgaande van uw informatievragen, hebben geïnformeerd. Het is met name in de commissie SOW aan de orde gekomen toen de bouwvergunning ter sprake kwam. Toen is in feite het spel begonnen. Er kwam toen ook een inspreker en wij hebben uiteraard zo snel mogelijk het dossier bij elkaar gehaald om al die zaken die speelden op een rij te zetten. Als ik nog eens terugkijk in mijn dossier naar wat u inmiddels allemaal is verstrekt door het college ten aanzien van deze fiets- en loopbrug, dan mag u met recht spreken dat u heel veel informatie heeft en naar mijn oordeel is datgene wat ik zo meteen aangeef eigenlijk informatie die u al in uw bezit heeft. Wat betreft mijn opmerking aan het begin van deze vergadering over hoe het zo'n beetje is begonnen en of Breda het initiatief heeft genomen of niet, heb ik u al gewezen op de uitspraak van de minister van Verkeer en Waterstaat in november 1997 bij de aanbieding van het ontwerp-tracébesluit. Dat is wel van be lang, omdat toen inderdaad door Breda is gevraagd om het zowel qua timing als qua mogelijkheden die later zouden kunnen worden ingevuld zo breed mogelijk te houden. Maar dat is geen initiatief in die zin dat Breda heeft gezegd: we willen daar een roltrap hebben. Dat is toch wezenlijk wat anders. Door de formele toezegging van de minister is de vraagstelling voor het verbeteren van de fietsaan- sluiting namelijk een zaak geworden van de gemeente Breda en de projectorganisatie HSL-Zuid ge zamenlijk, waarbij u de projectorganisatie HSL moet zien als de aanvrager van de bouwvergunning, en dat is natuurlijk heel belangrijk als ik praat over: wie is nu waarvoor verantwoordelijk en wie heeft welke rol als je naar de verschillende fases in het totaal kijkt? De heer DE ROOS Bij interruptie. Duidelijk is wel geworden dat de aanvrager van de bouwvergunning alleen de project organisatie HSL kan zijn. Natuurlijk is dat niet de gemeente. Maar het gaat er natuurlijk wel om tegen welk licht, tegen welk kader de bouwvergunningaanvraag moet worden beoordeeld. En dan heb je te maken met het Tracébesluit en het bestemmingsplan. Er wordt steeds een beroep gedaan op die beruchte brief van november 1997, maar die gaat eigenlijk over een andere zaak dan het toestaan van een roltrap in plaats van een hellingbaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2002 | | pagina 475