7 NOVEMBER 2002 522 Mevrouw OVERBOOM We hebben 30-30-30 afgesproken, en het gaat er nu om dat we die afspraak De heer POSTHUMA In uw motie komt u met 40 procent aan. Mevrouw OVERBOOM Neen, die 40 procent geldt voor Teteringen, en 30-30-30 voor de totale stad. Wij stellen 40 procent voor Teteringen voor, omdat daar de afgelopen jaren op dat punt niet veel is gerealiseerd De heer POSTHUMA Er is altijd een afspraak geweest van eenderde-eenderde-eenderde op de Vinexlocaties, en zeker geen 40 procent. De VOORZITTER Ik stel voor om het debat hierover nu niet verder voort te zetten, want ik denk dat de standpunten over dit aspect voldoende zijn uitgewisseld. Het college heeft een procedurevoorstel daarvoor en we zullen kijken hoe dat bij de raad over komt. REACTIE VAN HET COLLEGE (TWEEDE TERMIJN). De VOORZITTER Het college zal nu in tweede instantie antwoorden. Ik kan u melden dat ik zelf helemaal niets heb en ik mag aannemen dat velen aan deze tafel dat ook niet hebben, behalve de portefeuille Financiën, de heer Oomen, die zo meteen het woord krijgt. Het college heeft 15 minuten tot zijn beschikking. Voor de goede orde laat u nog weten dat ik mijn minuten aan de heer Oomen heb overgedragen. Wethouder OOMEN Voorzitter, dank u voor uw royale gebaar, maar ik denk dat ik ze niet nodig heb. In de richting van de heer Dubbelman het volgende. Het was ons even niet duidelijk toen u sprak over overschrijdingen bij projecten en dergelijke, op welke portefeuilles die betrekking hadden, maar ik wil graag in zijn alge meenheid antwoorden. Daar waar het gaat om projecten en investeringen lijkt het mij een goede lijn, en die wordt thans ook al door veel wethouders gepraktiseerd, dat er een intensief contact is met de projectleiders, die dagelijks op het werk zitten. Dezen regelen de terugkoppeling naar hun portefeuil lehouder en aan de hand daarvan volgt een terugkoppeling in het college. Mochten er onverwachte tegenvallers opdoemen, dat blijf je altijd houden, je kunt dat nooit uitsluiten, dan kan ik u namens het college zeggen dat we zullen proberen om wat dat betreft de hand aan de ploeg te slaan en indien nodig ook maatregelen zullen nemen. Ik hoop, mijnheer Dubbelman, dat ik u hiermede namens het college voldoende en duidelijk heb beantwoord. De opmerking van de heer Schoenmakers, dat ik de indruk wekte u met enige nonchalance te beantwoorden, betreur ik. Ik moet u zeggen, mijnheer Schoenmakers, dat dit niet tot mijn stijl behoort, en zeker niet als het gaat om zo'n belangrijke zaak als deze. Wat betreft uw vraag over de indexering en de OZB, het volgende. Ik heb u eerder uitgelegd dat het een gewogen gemiddelde is van loon- en prijsindex. Dat heeft geleid tot 4,95 procent en het colle ge heeft gemeend, in het kader van de lastenverlichting naar de burger toe, dat het verantwoord was om daar op 4,5 procent uit te komen. Toen was uw vraag: hoe gaat u nu daarmee om richting vereni gingen en andere instellingen? Dat is een wat lastige vraag, omdat dat verschillend is naar de diverse instanties toe, maar ik zal een poging wagen. Voorzitter, ik heb misschien toch nog wat van uw tijd nodig. Het college volgt al een aantal jaren een vaste lijn ten aanzien van de indexering. Bij het op stellen van het jaarlijkse subsidieprogramma wordt voor de grote instellingen uitgegaan van de loon- en prijsindex, zoals die voor de Begrotingsopstelling voor de gemeente wordt gehanteerd. Deze lijn geldt in het algemeen voor instellingen die personeel in dienst hebben. Voor de bedrijfsvoering van de instellingen zijn daarmee dezelfde uitgangspunten van toepassing als voor de dienst SAW. In het ge val van rijksbijdragen en de inzet van GSB-middelen geldt deze lijn niet, omdat rijksbijdragen een ei gen indexering hebben en de GSB-middelen niet geïndexeerd worden. Voor de kleinere instellingen en verenigingen geldt dat de index aan het totaal beschikbare subsidievolume voor die categorie wordt toegevoegd. Zoals bekend vindt subsidiëring aan de instellingen en verenigingen vooral plaats op basis van normbedragen, die niet altijd direct een relatie hebben met de kostenstijging. Er is dus geen sprake van een automatische indexering van deze normbedragen. Ik hoop, mijnheer Schoen makers, dat ik u nu een algemene lijn heb gegeven over hoe die prijs- en loonindexering verloopt en hoe complex dit is. Het is een ingewikkeld proces, maar helaas is het zo dat ik dat niet eenvoudiger

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2002 | | pagina 522