7 NOVEMBER 2002 525 motie van GroenLinks over de initiatieven tot en met het prekadernotadebat 2004 wil ik toch opmerken dat ik deze motie op dit moment overbodig acht. Ik wil u aangeven dat wij in de 'woontafel' met alle betrokken partijen aan het praten zijn, dat wij daar zelfs een werkgroep hebben ingesteld om alle knelpunten te inventariseren. Dat heb ik u in de eerste termijn verteld. Die analyse heeft geleid tot een soort knelpuntennotitie, die we in het college gaan bespreken en zal gaan leiden tot het daadwerkelijk innemen van een standpunt daarover. Daarnaast De heer SCHELTENS Bij interruptie. Het is juist de bedoeling van deze motie, het deel dat daarop betrekking heeft heb ik voorgelezen, om te benadrukken dat we dat naar de raad halen. Wij vinden dat er op het gebied van volkshuisvesting duidelijk een eigen taak ligt voor de raad en wij willen met deze motie bereiken dat wij vanuit de raad komen met iets, op basis waarvan we dan het college kunnen verzoeken invulling daaraan te geven. Het is heel fijn dat u, ook al is het een dualistisch systeem, u maakt geen deel meer uit van deze raad, daarop reageert, maar het is duidelijk een verzoek aan de raad. Wethouder ARBOUW Ik was nog niet klaar met mijn betoog, want wat ik De heer DUBBELMAN Voorzitter, misschien toch even een punt van orde. Er liggen nu drie moties van GroenLinks voor. Kunnen ze even worden genummerd, zodat we exact weten over welke motie we het hebben? De VOORZITTER Ja, ik heb ze al genummerd en ik ga ze u nu noemen. De motie van GroenLinks over het nemen van initiatieven tot het realiseren van een gezamenlijk programma, is motie-5. Motie-6 is die over het soci aal pension en motie-7 betreft de beleidsnotitie over studentenhuisvesting. De heer DUBBELMAN Over welke motie ging zo-even de discussie? De VOORZITTER Over motie-5. Wethouder ARBOUW Dank u wel, voorzitter. Over motie-5 wilde ik nog opmerken dat het wenselijk is dat we eerst als raad ons eigen standpunt en onze eigen doelstellingen goed voor ogen hebben, voordat we met andere partijen daarover gaan spreken en discussiëren. Dus ik denk dat we elkaar op 10 december eerst eens even diep in de ogen moeten kijken en moeten vaststellen welke doelstellingen wij met elkaar hebben. Ik ben het met u eens dat we daarna met de andere partijen over die doelstellingen gaan discussiëren. Ik denk dat motie-5 op het ogenblik als overbodig kan worden beschouwd. Ten aanzien van motie-7, Breda studentenstad, moet ik u zeggen dat ik daar sympathiek tegenover sta, met dien verstande dat ik, vanwege de capaciteit die ik ter beschikking heb, de genoemde termijn van drie maanden zodanig zou willen wijzigen dat u die notitie in maart krijgt. Ik acht namelijk de discussie die wij in december gaan voeren belangrijker, want dat is de basis waarover we het met elkaar moeten hebben, en ik wil die goed voorbereiden voor u en met u. Dat vergt capaciteit en tijd, die ik in novem ber en zeker ook in het begin van december nodig zal hebben. Dat wil zeggen dat ik het binnen die drie maanden qua capaciteit niet red. Vandaar mijn verzoek om daarvan te maken: in maart. De heer SCHELTENS Daar maken wij geen punt van. Als die toezegging maar harder is dan die van de vorige keer, dan kijken wij niet op een maandje of twee. De heer HAARHUIS Voorzitter, mag ik Wethouder ARBOUW Dan ter afsluiting

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2002 | | pagina 525