31 JANUARI 2002 7 zojuist heb gesteld. Ik zou graag eerst een antwoord op de vraag willen hebben die ik zojuist heb gesteld, te weten: waarom wordt voorbijgegaan aan het rapport van deskundige Overwater? Wethouder VAN BEUSEKOM-NIX Er heeft een zeer uitgebreide behandeling plaatsgevonden in de commissie. Ik wil verwijzen naar de tekst bij de motivering waar staat: "Belanghebbende is voor de ontneming van haar onroerende zaak enzovoort. Het betreft een onteigeningsprocedure, zij is volledig schadeloosgesteld en heeft daar bij ook de hoogste waarde gekregen doordat het Bestemmingsplan Princenhage Noord 1966 is aan gehouden. Daarin zitten eigenlijk alle vragen vervat en ik denk dat dat het totale antwoord is en dat het er vanavond niet om gaat om daaruit één detail te halen. Wij hebben dat ook in de commissie behandeld en naar het idee van de gemeente is alles bekeken en overwogen. TWEEDE TERMIJN De heerLEUNISSE De Parel van het Zuiden is van mening dat als iemand dreigt ontruimd te worden partijen dan eerst zouden moeten gaan praten om te proberen er uit te komen. Het is gewoon netjes dat als partijen er uitkomen er in ieder geval sprake is van dezelfde waarde, dezelfde oppervlakte en hetzelfde genot om weer van te kunnen genieten. Volgens ons is dat nu helemaal niet zo, want daarin zit nog een fiks verschil. Wij hebben de indruk dat er met twee maten wordt gemeten door de twee verschillende bureaus. U verwijst dan wel naar het Bestemmingsplan Princenhage Noord 1966, maar voor ons staat als een paal boven water dat het is gekomen door de HSL. Uiteraard kunt u zeggen: dat is indi rect. Maar als het ene schuift gaat het andere ook schuiven en wij vinden dat burgers van Breda daarvan niet de dupe mogen worden. Daarom zijn wij tegen dit voorstel. Akkoord, met de aantekening dat de fractie van de Parel van het Zuiden geacht wenst te worden te hebben tegengestemd. 3. TOEWIJZING VAN HET VERZOEK OM PLANSCHADEVERGOEDING EX ARTIKEL 49 VAN DE WET OP DE RUIMTELIJKE ORDENING VAN DE HEER R. ADRIAANSE, SCHOUWSLAGEN 5 TE BREDA. 4. TOEWIJZING VAN HET VERZOEK OM PLANSCHADEVERGOEDING EX ARTIKEL 49 VAN DE WET OP DE RUIMTELIJKE ORDENING VAN DE HEER F.J. TERMOHLEN. Akkoord. 5. TOEWIJZING VAN HET VERZOEK OM PLANSCHADEVERGOEDING EX ARTIKEL 49 VAN DE WET OP DE RUIMTELIJKE ORDENING VAN DE ERVEN J. VAN DIJK-PALS. De heer DE ROOS Bij het raadsvoorstel tot het toekennen van planschade en het voorgestelde raadsbesluit hebben wij geen opmerkingen omdat wij daarmee wel akkoord kunnen gaan. Wat ons betreft gaat het vooral om de voorgeschiedenis. GroenLinks is van mening dat het kwalijk is dat de gemeente een agrarisch bouwblok in het buitengebied heeft aangewezen conform een bevoegdheid die b. en w. toekwam, dat zonder meer, maar die bevoegdheid hoefje niet te gebruiken. In dit geval is dat wel gebeurd. Daar mee hebben b. en w. het risico op de koop toegenomen en dus eigenlijk gevraagd om een planscha declaim. Die planschadeclaim is er dan ook gekomen. Ik heb zojuist gezegd: op die planschade zelf is niet zoveel af te dingen, maar wel op het aanwijzen van het agrarisch bouwblok waardoor in feite de gemeenschap een tijdje later voor de gevolgen mag dokken. De heer VAN YPEREN Ik heb hieraan niets toe te voegen. Ik ben het roerend eens met de heer De Roos. Wethouder VAN BEUSEKOM-NIX Ook deze discussie hebben we in de commissie gevoerd. Het is echter zo dat wanneer in dit gebied en wanneer in de voorschriften kan worden overgegaan tot een binnenplanse wijziging en er dient zich daar iemand aan met de volledige papieren voor een volwaardig agrarisch bedrijf dat er ook geen reden is om neen te zeggen. Bovendien heb ik u beloofd dat het altijd mogelijk is om naar de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2002 | | pagina 7