5 JUNI 2003
138
blijft de Beyerd over. Wel wat kort door de bocht, vinden wij. Het is bovendien onmogelijk, en dat is
ook al opgemerkt door de heer Braat, om beide berekeningen met elkaar te vergelijken. De Beyerdlo-
catie betreft een voorlopig ontwerp gebaseerd op een program van eisen en de notitie van de Klank
bordgroep gaat uit van de gepresenteerde locatiestudie, niet meer maar ook niet minder. De samen
stellers van de locatievariant beschikten ook niet over de onderliggende gegevens die van belang
waren om tot een meer uitgebalanceerde financiële opzet te komen. Wel kunnen we zien dat in de
uitkomsten van het college en de Klankbordgroep veel paralellen te zien zijn in de uitwerking van de
bouwkosten. De verschillen zijn merkbaar bij de grondkosten, de inrichtingskosten en de overige kos
ten. Breda '97 wil een misverstand uit de weg ruimen. In de argumentatie, en ik hoor het hier van
avond in het debat ook weer, van het college wordt nog steeds gesproken over de Beyerdvariant en
men verwijst dan gemakshalve naar de besluitvorming van maart 2001. Voorzitter, die variant bestaat
niet meer. Immers,
Mevrouw BOIDIN-VAN HOEVE
Bij interruptie. Ik ben gewend dat de heer Schoenmakers altijd goed luistert. Ik heb gezegd: we had
den vier varianten en niet een van die varianten is het geworden, het is een tussenvariant geworden.
De heer SCHOENMAKERS
Maar ik heb het van meerderen gehoord. De meerderheid van de raad is destijds akkoord gegaan, en
daartoe behoorde ook mijn fractie, met de Beyerdvariant omdat, en nu citeer ik even uit het voorstel:
"Het plan heeft betrekking op een beperkte nieuwbouw en het grotendeels opwaarderen van de be
staande gebouwen. De monumentale voorbouw en de gesloten wand aan de Pasbaanzijde blijven
onveranderd." En als pluspunten werden genoemd: "relatief snel beschikbaar na herhuisvesting van
de artotheek, er hoeft niet gesloopt te worden, er worden geen bezwaren verwacht, geen bestem
mingsplanwijziging noodzakelijk, conform subsidieaanvraag ministerie OC&W." Einde citaat. Het me
rendeel van deze punten behoort inmiddels tot ons erfgoed. Ik wil nu ingaan op enkele argumenten
van het college. Het argument dat er bij de Vlaszak voorzieningen moeten worden getroffen voor het
laden en lossen is naar onze mening ook van toepassing voor de Beyerd. Het argument dat er voor de
Oostflank nog geen uitgewerkte stedenbouwkundige visie is voor dit deel van de stad is dan wel waar,
maar roept toch vraagtekens op. Waarom is er dan wel goedkeuring gegeven aan de bouw van een
appartementencomplex in het Valkenberg? In de locatiestudie is tevens aangegeven hoe gedurende
een zeer lange periode de stadsmuur en de vestinggracht als een historisch gegeven het karakter van
de Oostflank hebben bepaald. Het kan een belangrijk element vormen voor de stedenbouwkundige
visie. Dit hoeft geen belemmering te zijn voor de vestiging van het Grafisch Museum op de Vlaszaklo-
catie. Van het allergrootste belang voor mijn fractie is de Beyerd te behouden zoals die nu is om alle
historische elementen door te kunnen geven aan het nageslacht. Dit geldt ook voor het achterdeel van
architect Stuijt, die tot op de dag van vandaag bij grote groepen nog bewondering opwekt. Ook hier
hebben wij een taak te vervullen. Kortheidshalve verwijs ik naar de door de raad aangenomen nota
Gekoesterd Karakter. Te veel is er in onze stad al verloren gegaan aan historisch erfgoed. In de Ka
dernota 2004 kunnen we lezen, als het gaat om monumenten, dat het college via subsidies het Bre
dase erfgoed wil behouden voor de toekomst. Voorzitter, dat klinkt in ieder geval heel wat beter dan
het geluid van de slopershamer. Door de fracties van het CDA en de WD is aangehaald het advies
van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en, inderdaad, dat advies had een ambivalent karakter.
Het CDA en de VVD hebben dat naar hun kant vertaald, maar de Rijksdienst voor de Monumenten
zorg heeft ook gezegd dat het verdwijnen van het waardevolle achterdeel een verlies is voor het mo
numentenbestand van Breda. De heer Snier had het over de jurisprudentie naar aanleiding van een
opmerking van de heer Akinci. De jurisprudentie zegt dat latere aanbouw aan een rijksmonument on
derdeel van het rijksmonument uitmaakt. Misschien, voorzitter, kan uw juridische afdeling daar nog
eens goed naar kijken. De opmerkingen in de notitie van het college over het programma, de flexibili
teit en de functionaliteit vinden hun oorsprong omdat het college, en terecht, redeneert vanuit het pro
gram van eisen dat geheel was gebaseerd op de Beyerd. Bij de Vlaszakvariant is men uitgegaan van
een locatiestudie hetgeen toch een andere invalshoek heeft. De opmerking dat aan de Vlaszak de
bouwmassa als stedelijke wand van het historisch stadshart qua maat en schaal overheersend en
contrasterend is roept bij ons de vraag op of de nieuwbouw van de Beyerd voor de Pasbaan niet
overheersend en contrasterend is. Het exploitatierisico, mevrouw Boidin heeft het daar ook even over
gehad, van het Grafisch Museum wordt naar onze mening pas duidelijk als het nieuwe Kunstenplan
2005-2008 in zicht is. Wanneer kunnen wij hierover iets vernemen? Het blijkt nog steeds dat sommi
gen niet goed begrijpen of niet willen begrijpen wat het standpunt van Breda '97 is ten aanzien van de
komst van het Grafisch Museum. Vanuit de Stadsvisie, waarin als een van de hoofddoelstellingen is
opgenomen de verbreding van het aanbod van culturele voorzieningen en evenementen van bovenlo
kaal niveau, kan een dergelijk museum een versterking betekenen voor het culturele imago van de
stad. Breda '97 onderschrijft dat ten volle. Wij hebben echter vanaf het begin van het proces er steeds
op aangedrongen dat er gezorgd moet worden voor een zo groot mogelijk draagvlak onder de bevol-