5 JUNI 2003 152 De heer HAARHUIS Onder dit voorbereidingskrediet ligt ook een projectdefinitie. We hebben in de commissie VSM met elkaar al over die definitie gesproken. In die projectdefinitie staat wel degelijk een jaartal, namelijk 2012, met betrekking tot de Driesprong. De mensen die al langer in de raad zitten hebben reeds in 1997, 1998 en volgende jaren regelmatig een bezoek gebracht aan de Driesprong, en wij hebben mogen vernemen dat ook de heer Niederer dat gisteren of eergisteren heeft gedaan. We weten dat de bewoners daarbij hun onzekerheid aangeven met betrekking tot het kunnen blijven wonen in dat ge bied. Wij hebben in de commissie VSM ook vastgesteld dat met betrekking tot het onderwerp, dat we nu behandelen en de besluitvorming hieromtrent, niet onmiddellijk de locatie Driesprong in beeld is, maar er is dus wel degelijk een relatie. Op het moment dat de heer Niederer zegt, en ik nodig hem uit om dat te bevestigen of niet want het staat in een krantenartikel, dat wij een ontwikkelingsvisie voor dat gebied hebben, dan vraag ik vervolgens: wie is nu eigenlijk wij? Is wij in dit geval het college? Is wij in dit geval de gemeenteraad, maar dan kan ik mij de betreffende besluitvorming in ieder geval niet herinneren. Of is wij een ambtelijke notitie, en dan vraag ik de heer Niederer graag welke status die notitie heeft en of die dan ook ter beschikking is van de raadsleden, omdat wij toch denken dat de besluitvorming die we met elkaar, met de klankbordgroepen en met de bewoners samen gaan doen, absoluut effect heeft op de Driesprong. Als in die ontwikkelingsvisie, of ontwikkelingsschets heet die geloof ik, zou staan dat de Driesprong een woonwijk blijft, dan zou ik kunnen begrijpen waarom de heer Niederer zegt: ik verwijs u naar de corporaties. Maar dan ontbreekt bij mij nog het inzicht in de vraag wie de besluitvorming daarover dan heeft vastgesteld. Want in de beleving van onze fractie zou het toch uiteindelijk de gemeenteraad moeten zijn die dat doet. Wij denken dat de antwoorden op deze vragen van groot belang zijn, en wij zullen dan ook, maar dat kan ik hier niet vanaf dit spreekge stoelte doen, de voorzitter van de betreffende commissie dringend verzoeken om de problematiek rondom de toekomst van de Driesprong op de agenda te zetten. Daarop hebben, vinden wij, de men sen van de Driesprong ook wel recht. En er is een relatie met de mogelijkheden en onmogelijkheden om daar een goede geluidswering tot stand te brengen. De heerLEUNISSE Datgene wat voor ons ligt is eigenlijk een technisch voorstel. Dat technisch voorstel behelst eigenlijk iets wat al langer duurt. Het roept bij ons toch vragen op om burgers te beschermen tegen spoorweg- lawaai. Dat deed bij mij een lichtje branden, want toen het in de commissie kwam zag ik nogal wat teksten voorbijkomen waarvan ik dacht: wat moet nou de gemeente voor veiligheid inbrengen wat in feite de NS aangaat? Want we zitten hier met een zeer bijzondere constructie. We zitten daarover aan tafel bij zowel het Rijk als de Provincie, en dan spelen wij als stad ook nog een beetje mee. Maar nogmaals, wat ons betreft hebben burgers recht op bescherming tegen lawaai. En hoe komt dat la waai? Heel eenvoudig, het spoorwegvervoer neemt steeds meer toe en het spoorwegvervoer wordt steeds zwaarder en daaraan worden eisen verbonden. En die eisen worden in de toekomst dermate zwaar, dat zelfs de Provincie zich daarover heeft gebogen en zich daarover zorgen maakt. En wat zegt de Provincie? Ik heb het rapport meegebracht, voorzitter, want anders zou ik misschien een fout maken: "De bewoners van de aanliggende kernen ervaren veel geluids- en trillingshinder. Uit onder zoek is gebleken dat de risiconormen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen op tal van plaatsen langs spoorwegen, wegen en buigleidingen worden overschreden. De provincie Noord-Brabant en gemeenten werken samen aan maatregelen om de veiligheidsrisico's te beperken." Dit is een schitte rend stuk en het is fijn dat de Provincie daaraan wil meewerken. Het is ook fijn dat we misschien nog een kompaan kunnen vinden in de NS om daar wat aan te doen. Ik ga nu terug naar het voorstel. Wat zie ik dan? Er moeten geluidsschermen komen. In eerste instantie zeggen wij: een prima idee. Wij zouden zelfs willen adviseren om eens even te gaan kijken bij de westkant van Breda, bij Princenha- ge. Als je richting Etten-Leur rijdt, dan zie je dat ze daar met een project bezig zijn met een schitteren de geluidswal. Dat is een geluidswal van hoge kwaliteit die niet weerkaatst. Dat zijn gestorte stenen in korven en die zuigen als het ware het geluid op. Dat is een enorm goede oplossing, maar wel duur. En nu kom ik eigenlijk bij het punt waarover het gaat. Er is al een tijd terug besloten tot een bepaald be drag door VROM, en nu komen we bij de koppeling met het voorstel, dat wij ook moeten bekijken om de Oosterhoutseweg te gaan afsluiten. Maar dat was eigenlijk niet de opzet van de Provincie en de bewoners daar, neen, die hebben gewoon last van lawaai. Als het spoor zegt: ja, maar goede men sen, moet u eens luisteren, het zou goed zijn als we de handen in elkaar slaan, want als wij het spoor niet over gelijkvloerse kruisingen kunnen laten rijden, dat wil zeggen dat daar bomen neergaan en dat het spoor moet inhouden dus dat de trein langzamer moet rijden, dan is dat een economische Oh, ik dacht dat de voorzitter iets wilde zeggen, maar u was bezig met uw buurman. De VOORZITTER Neen, wij zijn een interpretatie aan het geven aan het spoor dat rijdt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2003 | | pagina 30