19 JUNI 2003
204
reerde zelf ook al daaraan, liever zelf aan het stuur gestaan. Dat is op dit moment niet het geval, maar
laten we het ontbreken van een katalysator om de chemie tussen de grootste partijen tot stand te
brengen niet op lokaal niveau uitvechten. Maar aan de andere kant kan het toch niet zo zijn dat, wat er
ook gebeurt, het CDA in Breda ongevoelig zou blijken voor wat er in straten en buurten, achter huis
deuren met armoede en uitsluiting zou gebeuren, als het beleid zich heel negatief in die richting zou
ontwikkelen. Ik kan me voorlopig niet voorstellen dat ik in echt ernstige situaties de deur van de her
berg bij voortduring gesloten zou vinden. Het CDA is niet alleen maar een partij van rentmeesters in
de letterlijke zin. Ik zie het toch als een uitdaging om de komende jaren, wanneer het echt nodig is, de
sociale krachten in het CDA aan te spreken. Ik hoorde bij de vorige raadsvergadering nog een fractie
lid van het CDA zeggen: misschien mag het wel niet van mijn fractievoorzitter, maar ik doe het toch.
De fractie van het CDA zal zich er niet voor lenen om te pas en te onpas hel en verdoemenis naar
Den Haag te slingeren, je moetje wapens zorgvuldig inzetten. Maar wanneer het echt nodig is, ben ik
ervan overtuigd dat ook de heer Dubbelman wellicht ongehoorzaam zal zijn aan zijn eigen oekaze:
adel verplicht, ofwel noblesse obligecollega. Het CDA heeft een keuze gemaakt in de richting van
een onafhankelijke rekenkamer. Ik weet hoezeer ook in onze fractie gehecht wordt aan een dergelijke
ontwikkeling en we zullen dat punt nader met elkaar moeten uitwerken. Wat ons toch nog zorgen baart
is het volgende. Hoewel ik blij ben met de opmerking in tweede instantie van de heer Taks die toch
een iets matigend karakter had, is het toch zo datje, als je op het punt van de kwijtschelding niet goed
met elkaar overeen kunt komen, riskeert een groot gat te schieten in de mogelijkheden van de toch al
betrekkelijk krappe financiële middelen die nu in deze stad voorhanden zijn. De opmerking die de VVD
maakt met betrekking tot het armoedebeleid, waarbij hij aangeeft en de wethouder vraagt om wel bin
nen de marges van de wet te blijven, steunen wij. Wij vinden dat een maximale inzet, en wij hopen dat
wij het daarover eens blijven. Als aanvulling op onze bijdrage over het onderwerp volkshuisvesting
zouden we nog graag willen opmerken dat corporaties een groot aantal dingen zelf kunnen, wanneer
wij ze daarvoor voldoende gereedschap geven. Het bouwen van woningen waar corporaties wat aan
kunnen verdienen, is in onze optiek voor de stad heel gunstig, omdat corporaties deze middelen ook
weer in de lokale volkshuisvesting zullen inzetten. Daarvoor zijn ze ook gesticht. Wij pleiten er dus
voor om in convenanten en prestatieafspraken voldoende ruimte vast te leggen voor de corporaties
om zelf wat bij te verdienen waardoor ze in de stedelijke vernieuwing extra impulsen kunnen geven.
Dat kan ons helpen de businesscases in de stedelijke vernieuwing voldoende te kunnen sluiten. Dit
sluit dan tegelijk aan bij onze opmerkingen over Heuvel, waarin bij de investeringen nog een aantal
pm-posten stond. Wij hebben in onze schriftelijke bijdrage al aangegeven dat het gevaarlijk en ook
onjuist is om nu al helemaal vast te timmeren welke bedragen waar naartoe moeten, juist ook vanwe
ge het onderwerp wat ik hier net heb behandeld, namelijk dat je corporaties ook in de stedelijke ver
nieuwing, als ze meer mogelijkheden krijgen, een betere onderhandelingspositie moet geven. Dat kan
voor de investering van de gemeente ook heel positief uitpakken. Een onderwerp dat niet heel direct
bij deze Kadernota aansluit maar wel bij de discussies die in de commissie ECG zijn geweest, heeft
voor ons geleid tot de indiening van twee moties. De commissie ECG, voorzover dat door onze
woordvoerders aan ons is gemeld, was het in redelijk grote meerderheid eens over een aantal zaken.
Ik zal de eerste motie hierover voorlezen, (spreker leest de tekst van de eerste motie voor.)
De door de heer Haarhuis, namens de fractie van de PvdA, ingediende motie luidt als volgt:
MOTIE (1)
De leden van de raad der gemeente Breda,
gelet op artikel 37 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen en overige werkzaamheden
van de gemeenteraad;
stellen de raad voor zich uit te spreken als volgt:
De raad der gemeente Breda, in vergadering bijeen op 19 en 26 juni 2003 ter behandeling van het
voorstel van burgemeester en wethouders inzake de Kadernota 2004;
gehoord de beraadslaging;
overwegende dat:
in deze raadsperiode ieder jaar 900.000 euro ter beschikking komt voor het beleidsterrein cultuur;