26 JUNI 2003
238
commissie ECG heeft plaatsgevonden. Wij hebben van onze woordvoerders begrepen dat er in brede
kring overeenstemming is over een groot aantal onderwerpen. Wat wij zouden willen voorstellen is dat de
wethouder medio september, en ik zou dat graag van de wethouder willen horen, anders had ik hier niet
het woord gevraagd, een meerjarenperspectief, initiatief, concept zou willen voorleggen aan de leden van
de commissie ECG, zodat we de discussie over de besteding van de resterende middelen met elkaar op
een goede en constructieve manier zouden kunnen voortzetten. Dat is vraag 1. Afhankelijk van het ant
woord van de wethouder overwegen wij om motie 1, zoals de Partij van de Arbeid die heeft ingediend, nu
niet in te dienen en af te wachten hoe de discussie in de commissie ECG verloopt, en daar hebben we
dan alle vertrouwen in. Dit is dus even afhankelijk van het antwoord van de wethouder. Vervolgens zou ik
erg graag een toelichting willen hebben op een onderwerp uit de Kadernota, namelijk het Verkeersplan. In
het Verkeersplan zitten twee onderdelen: de Ginnekenweg en de Boschstraat. Bij de besluitvorming zou
het voor onze fractie een steun zijn als de wethouder ten aanzien van de optiek die het college had met
het noteren van die twee straten en de functie binnen het Verkeersplan ons nog eens een toelichting zou
willen geven op wat daarmee beoogd wordt. In de vorige periode hebben we een groot aantal straten zeer
grondig en intensief aangepakt. Ik noem bijvoorbeeld de Claudius Prinsenlaan, de Fatimastraat en de
Graaf Hendrik lll-laan, maar we zouden elkaar echt de hele avond kunnen bezighouden als het gaat over
de gigantische projecten die we in de vorige periode hebben ondernomen. Daarom zouden wij het op prijs
stellen als deze wethouder nog eens toelicht wat hij aan perspectief ziet met betrekking tot die twee stra
ten met de beperkte mogelijkheden die op dit moment de raad en het college voor zich zien.
De heer SCHOENMAKERS
Ik heb eigenlijk niet zozeer vragen, maar ik was toch wel bijzonder ongerust over de brief die wij van het
college ontvingen als reactie op de ingediende amendementen en moties. In het overleg dat wij als oppo
sitiepartijen gevoerd hebben, heb ik een voorzetje gegeven om hier kond te doen van onze zorg en van
onze bemoeienis met het geheel. Ik kan u dus mededelen dat ik u, mede namens de fracties van Leef
baar-Breda/Parel van het Zuiden, GroenLinks, de Socialistische Partij en D66, onze zienswijze zal geven
op de reactie die wij van het college mochten ontvangen naar aanleiding van de door de diverse fracties
ingediende amendementen en moties. Wij ervaren de stellingname van het college over deze ingediende
moties en amendementen als zeer teleurstellend. Hieruit blijkt, mijnheer de voorzitter, dat het college met
de cultuuromslag van monisme naar dualisme nog niet zo heel ver is gevorderd. De manier waarop er
gereageerd wordt op datgene wat tijdens de vergadering van 19 juni jongstleden naar voren is gekomen,
ook via de moties en amendementen, getuigt niet van een groot invoelingsvermogen over de manier
waarop de gemeenteraad met de Kadernota en de kaderstelling wil omgaan. Wij vragen ons af of het
college wel weet wat kaderstelling inhoudt. Dat was al te merken, mijnheer de voorzitter, aan de manier
waarop u gereageerd hebt op de kaderstelling betreffende het Brabantplein, zoals die aan de orde is ge
weest tijdens de vergadering van de gemeenteraad op 27 februari jongstleden. U hebt in ieder geval niet
voldaan aan de opdracht van de raad, namelijk om bij de Kadernota 2004 investeringsvolume vrij te ma
ken voor de herinrichting van de openbare ruimte van het Brabantplein. Bij de behandeling van dit onder
werp in de raad heeft de fractievoorzitter van de VVD hierover gezegd, en ik citeer uit de notulen: "Dit is
inderdaad een heel markant moment in de ontwikkeling van het dualisme in Breda. Een historisch mo
ment, mogen we wel zeggen. Ik hoop dat het college zich dat ook terdege bewust is, want zo'n besluit,
zo'n kaderstelling is toch iets anders dan een simpele motie, waarbij het college iets wordt verzocht of een
wens wordt uitgesproken. Het gaat hier om een opdracht aan het college, waarbij het college geen enkele
ruimte heeft om die opdracht onuitgevoerd te laten." Einde citaat. Het is toch niet de eerste de beste die
dat zegt, mijnheer de voorzitter. Door coalitie en oppositie wordt hij immers gezien als de primus inter
pares onder de gemeenteraadsleden. Mijnheer de voorzitter, wat doet het college? Met geen woord wordt
er in de Kadernota over gerept. Is dat de kaderstellende functie van de gemeenteraad serieus nemen?
Dat moet u als voorzitter van de raad toch ter harte gaan. En hoewel wij begrip hebben voor de spagaat
waarin u door de nieuwe wetgeving bent terechtgekomen, hadden wij het toch op prijs gesteld als u zich
hier meer als raadsvoorzitter dan als collegevoorzitter had opgesteld. Als het college niet uitvoert wat de
raad heeft opgedragen, vraagt dat in feite om een motie van afkeuring. Maar wij willen het nu nog be
schouwen als een uitglijer van de kant van het college, of meer positief geformuleerd: als een leermoment
naar een werkelijk dualisme. Voor 99 procent, en ik heb dat naar beneden afgerond, worden alle moties
en amendementen naar de prullenbak - of zoals u wilt: naar de papierversnipperaar - verwezen. In de
ogen van het college krijgt de raad daarmee een zware onvoldoende voor dit kadernotadebat. Ik vind dit
onterecht, want er is door de fracties veel energie gestoken in de voorbereiding van deze kadernotabe-
handeling op allerlei terreinen. De opmerking dat een aantal amendementen en moties niet voorzien is
van een financiële dekking bewijst weer dat u niet weet waar het om gaat. De raad stelt de kaders, dat wil
zeggen: de raad stelt van tevoren vast wat de doelstelling is en wat de gewenste effecten zijn, en draagt
het college op om die kaderstelling uit te werken. En daar hoort óók bij dat u de financiële dekking hier-