10 JULI 2003
308
sitie- en coalitiepartijen, het gaat hier toch uiteindelijk om de belangen van die mensen en de belan
gen van het Brabantplein. Ik vind het jammer dat de discussie op deze wijze wordt gevoerd.
De heer DE ROOS
Bij interruptie. Ik wil onmiddellijk hierop reageren. Als dit initiatiefvoorstel niet was ingediend door de
oppositie, dan hadden we dit debat niet gehad, maar ook deze verduidelijking niet en deze, zeg maar,
onderstreping van een eerder genomen raadsbesluit.
De heer JOOSSE
Maar ik denk, voorzitter, en dat is dan misschien niet voldoende aan de orde geweest, of niet vol
doende belicht geweest, dat bij het kadernotadebat toch wel degelijk ook al over het Brabantplein is
geschreven en ook is gesproken in de bijdragen, en ik kon me absoluut niet voorstellen dat straks bij
de behandeling van de Begroting 2004 het Brabantplein niet zeer prominent in deze raad aan de orde
zou zijn. Ik vind het prima dat ook vanavond dit debat over het Brabantplein wordt gevoerd, maar vol
gens mij had dat debat ook straks bij de Begroting kunnen worden gevoerd, en dan misschien veel
meer gefundeerd dan nu het geval is.
De heer DUBBELMAN
Voorzitter, ik wil de opmerking van de heer Joosse volledig onderschrijven. Ik protesteer tegen de
indruk dat de oppositie het Brabantplein redt. De CDA-fractie was er heilig van overtuigd om bij de
begrotingsvoorstellen met het college af te rekenen ten aanzien van het Brabantplein. Maar alles op
zijn tijd en op zijn plek.
De VOORZITTER
Ik stel voor om de wethouder nu te laten reageren op datgene wat u heeft gezegd en vervolgens denk
ik dat we vooral moeten kijken of we met z'n allen nu toch een positief besluit kunnen nemen in het
belang van de bewoners en de ondernemers van het Brabantplein. Ik denk dat we daar ook wel op
uitkomen. Ik geef de wethouder het woord.
Wethouder OOMEN
Dames en heren, leden van de raad, ik zal proberen namens het college een antwoord te geven. U
zult begrijpen dat ik, als lid van het college, geen mening heb over het debat dat u onderling heeft
gevoerd. Overigens moet ik zeggen dat ik het toch wel plezierig vond dat de raad vanavond op een
goede manier discussieerde, zij het dat het misschien, en dat zal ik straks in mijn antwoord proberen
duidelijk te maken, niet had gehoeven. Bij de behandeling van de Kadernota 2004 heeft het college
aangegeven dat, om daadwerkelijk uitvoer te kunnen geven aan het voorstel van de raad van februari
2003, de hoogte van het investeringsvolume die nodig is voor de herinrichting van de openbare ruimte
van het Brabantplein nog moet worden bepaald. Bij de Begroting 2004 zou de investering Brabant
plein tegen andere investeringsvoorstellen kunnen worden afgewogen. Misschien dat daar, en dan kijk
ik ook in de richting van de heer Schoenmakers, een misverstand is ontstaan, want het college ge
bruikt deze formulering altijd. Het college moet deze formulering gebruiken, omdat je ook altijd onver
wachte zaken moet kunnen uitsluiten. Dus het college gebruikt deze formulering altijd. Conform deze
toezegging wordt een nadere uitwerking gegeven aan het besluit dat in februari 2003 door uw raad is
aangenomen. Het college vertaalt bij die uitwerking de kwalitatieve, functionele en doelmatige herin
richting van de openbare ruimte Brabantplein. Referentie daarbij is de herinrichting van het Graaf
Hendrik III plein. Tegen de achtergrond van het initiatiefvoorstel, zoals dat op de agenda van uw raad
staat, interpreteert het college uw raadsvoorstel van februari 2003 zodanig, dat u nu reeds prioriteit
wilt geven aan de herinrichting van het Brabantplein. Het college zegt u toe bij de Begroting 2004 met
een concreet voorstel te komen, wat inhoudt dat er in 2004 daadwerkelijk een start kan worden ge
maakt met de herinrichting van het Brabantplein. Voorzitter, staat u mij toe dat ik in de richting van de
heer Taks het volgende opmerk. De heer Taks gebruikte de metafoor: het college heeft steken laten
vallen. Ik weet van mijn moeder dat je ook steken kunt ophalen en dat worden dan meestal toch nog
fantastische breiwerken. Tot zover, voorzitter.
TWEEDE TERMIJN
De heer SCHOENMAKERS
Ik wil beginnen met het antwoord dat de heer Oomen naar aanleiding van dit debat heeft gegeven. Hij
begon met te zeggen dat het debat eigenlijk niet had hoeven plaats te vinden. Dat had het zeker niet,
als onmiddellijk na 27 februari het besluit van de raad ter kennis van het college was gebracht in de