10 JULI 2003 279 ik er wellicht nog dieper op kunnen ingaan. Zeker uw opmerkingen die toch wat meer persoonlijk van aard zijn had ik misschien, na overdenking, van een persoonlijke noot kunnen voorzien. Maar mis schien doen we dat alsnog, dat zou kunnen. Als u het standpunt van het college over de krantenarti kelen wilt weten: ik betreur toch de kritische uitlatingen van de twee directeuren van de Bredase wo ningbouwcorporaties. Niet het feit dat zij zich kritisch opstellen ten opzichte van die gemeentelijke voornemens, want dat wil ik graag, wij willen graag in debat met elkaar om samen tot iets te komen en daar hoort die kritische noot van de andere partners uiteraard bij, want anders kom je nooit echt tot diepte, maar het feit dat zij juist op dit moment via de pers positie proberen te kiezen in het onderhan delingsproces dat we samen gaande zijn betreur ik, want ik heb u in de commissie destijds aangege ven dat datgene wat we reeds in eerste termijn hebben besproken straks nog terugkomt ter besluit vorming en dat we in die tussentijd aan de woontafel met de corporaties over die inhoud praten en onderhandelen. Ik wil niet vanaf mijn aantreden als wethouder, en dat is dan misschien toch even die persoonlijk noot, mijnheer Meeusen, de geschiedenis ingaan als de wethouder van nota's. Maar je hebt toch echt een gedegen analyse en een gedegen discussie nodig met u als gemeenteraad, want u geeft toch uiteindelijk aan welke koers we gaan en die zal toch ergens op gebaseerd moeten zijn, om die voortgaande stappen goed te kunnen maken om te komen tot die prestatieafspraken en om te komen tot vaart in het bouwen. Ik heb al gezegd: enerzijds bouwen nu, en als u in Breda rondloopt dan ziet u dat er ook driftig wordt gebouwd, anderzijds het conceptuele traject, namelijk zorgen dat je een gedegen analyse hebt, dat je goed weet wat de behoefte is en dat je dan samen tot een woon- programma komt waarmee je in het totale proces ook daadwerkelijk tot snelheid van bouwen gaat komen. Kortom, vanaf het begin van mijn aantreden heb ik benadrukt dat, na de afgelopen jaren van toch een wat mindere vorm van samenwerken en wat meer elkaar bestrijden via de pers, op dit be leidsterrein echt alleen maar tot een goede samenwerking met alle betrokken partijen kan worden gekomen als je uiteindelijk ook bereid bent om samen rond de tafel te zitten om over die punten te discussiëren en te praten. In het onderhandelingsproces om te komen tot die prestatieafspraken zijn, mijns inziens, al veel hindernissen genomen. En ik heb u in de commissie al meerdere keren verslag gedaan over de stand van zaken. Het laatste punt, waarvan ik echt vind dat er een grote stap is ge maakt, is dat we het qua methode over het grondbeleid nu eens zijn met de drie corporaties. Natuurlijk moet het nog inhoudelijk worden ingevuld, maar ik denk dat dit een heel belangrijke stap is. Maar goed, we zijn er nog niet, we zitten nog in het onderhandelingsproces en dat moet uw raad ook goed beseffen. De inhoudelijke discussie gaan we morgen in de volgende sessie aan de woontafel weder om met de corporaties aan en ik denk niet dat we nu hier dat debat moeten voeren. Overigens hebben we dat voor een groot deel in de commissie gevoerd en u heeft daar toen ook de kans voor gehad. We moeten morgen aan de woontafel met alle partners op het gebied van wonen, dus niet alleen met de drie corporaties, maar zeker ook met de ontwikkelaars en met de consumentenorganisaties de inhoud van de nota Perspectief Wonen en het programma wonen bespreken. Ik denk dat er op dat moment voldoende gelegenheid is voor de corporaties om, als zij het over bepaalde punten niet eens zijn, wat u dus veronderstelt aan de hand van het artikel in BN/DeStem, hun weerwoord uit te spreken. In de volgende commissievergadering zal ik u daarvan verslag doen en mededelen wat we uiteindelijk daarmee in de definitieve versie van de nota hebben gedaan. Voorzitter, ik denk dat ik hiermee vol doende op de vragen ben ingegaan. De VOORZITTER Ik vraag aan de vragensteller of hij nog nadere vragen heeft. De heer MEEUSEN Ja, want ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag of het juist is wat de woningbouwverenigingen stellen dat de cijfers uit de nota niet kloppen. Dat is natuurlijk een hele pijnlijke situatie, zeker gezien de benarde situatie van de huidige woningmarkt, waarin we toch 17.000 woningzoekenden hebben. Als de corporaties via de krant beweringen en uitlatingen doen dat zij die woningen in ieder geval in grotere getale kunnen bouwen dan de vaak genoemde 50 in de commissie SOW, of zeven per jaar, dan zou ik dat graag van u vernemen. Ik heb nog een tweede punt. U zegt: we moeten het samen doen en u legt dan de zwartepiet bij de woningbouwverenigingen. Dan denk ik: zo kom je natuurlijk niet erg ver met elkaar. De VOORZITTER Dat was geen vraag.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2003 | | pagina 4