groeiprestaties op het gebied van de werkgelegenheid en het vestigingsklimaat. Breda heeft vele
gunstige vestigingsfactoren, waaronder de goede geografische ligging die door de ontwikkeling van
het zuidelijk vervoerknooppunt nog verder zal kunnen worden benut. Om die goede positie te behou
den is een actief economisch beleid van belang. Dergelijk beleid vraagt om de beschikbaarheid van
voldoende ruimte voor bedrijvigheid. Ook al is er op dit moment weinig vraag naar bedrijfslocaties, de
economie zal over enige tijd weer uit het dai klimmen. Voor kantoorvestiging zal er dan in het Stati
onskwartier voldoende ruimte zijn. Voor industrievestiging zijn de mogelijkheden binnen Breda op
langere termijn echter zeer beperkt. Dat dwingt tot regionale samenwerking bij de ontwikkeling van
nieuwe bedrijventerreinen. Zowel vanwege de ruimtenood binnen de Bredase grenzen als vanuit haar
verantwoordelijkheid als centrumgemeente in West-Brabant heeft Breda daarbij een duidelijke taak,
ook in financieel opzicht. Vanuit die gedachte is Breda indertijd betrokken bij het Havenschap Moer
dijk. Nu de grond daar vrijwel uitgegeven is, is de ontwikkeling van een nieuw bovenregionaal bedrij
venterrein, in samenwerking met de provincie, aan de orde. Gelet op de ervaring met het Haven
schap prefereert de VVD een minder directe bestuurlijke betrokkenheid van de deelnemers en een
meer zakelijke wijze van bestuur en beheer dan onder een gemeenschappelijke regeling mogelijk is.
Toerisme en recreatie als onderdeel van de belevingseconomie is een belangrijke groeisector voor
Breda en daarom is het toeristisch beleid onderwerp van de strategische raadsagenda. De VVD heeft
een hoge verwachting van het door het college in nauw overleg met het bedrijfsleven te ontwikkelen
toeristisch-recreatief actieplan 2004-2007, waarvoor de raadscommissie E.C.G. onlangs de randvoor
waarden heeft geformuleerd.
Voor de belevingseconomie is een evenementenaccommodatie onmisbaar. De recente haalbaar
heidsstudie voor een evenementencomplex bij de Bavelse berg geeft een hoog ambitieniveau te zien.
De combinatie van een evenementenhal en een evenemententerrein in één complex met bovendien
een openbaar landschapspark is een verrijking voor de stad, zowel qua voorziening als vanwege de
economische impuls. De VVD hoopt dat de verdere uitwerking van de financiële consequenties ook
de financiële haalbaarheid zal aantonen.
Naast het werkgelegenheidsbeleid is ook het arbeidsmarktbeleid een belangrijke opgave voor de ge
meentelijke overheid, juist in een moeilijke economische periode.
Het bevorderen van kansen op betaalde arbeid voor wie niet op eigen kracht kan voorzien in het be
staan krijgt met de nieuwe Wet Werk en Bijstand een andere aanpak: deregulering en meer beleids
ruimte bij de uitvoering om maatwerk te leveren en mensen zo sneller aan het werk te helpen. De
implementatie van de nieuwe wet is op de strategische raadsagenda geplaatst. Voor wat betreft het
"werkdeel" van de wet wenst de VVD naast de ontwikkeling van een nieuwe gemeentelijke organisa
tie van de gesubsidieerde arbeid een actief gemeentelijk reïntegratiebeleid. Met betrekking tot het
"inkomensdeel" van de Wib kan pas bij de Kadernota 2005 een inzicht worden gegeven in de effecten
van het rijksbeleid op het totaal van de bijstandsuitgaven, zowel de algemene als de bijzondere bij
stand. Toch wordt nu al het budget voor de bijzondere bijstand aangevuld
uit de algemene middelen, niet alleen voor 2004 maar ook voor 2005 en 2006.
De VVD wenst daarbij enkele kritische kanttekeningen te plaatsen.
In de eerste plaats is de parlementaire behandeling van de nieuwe wet nog niet afgerond. Pas als de
definitieve wettekst vaststaat kan worden ingeschat hoeveel extra middelen nodig zijn voor de bijzon
dere bijstand. Dan is duidelijk welke elementen van het Bredase beleid mogen worden gehandhaafd
en welke niet. Dan kan worden nagegaan of er wellicht effectiever met de middelen kan
worden omgegaan, en kan de koppeling worden gemaakt met het arbeidsmarktbeleid.
Op dit moment kan eigenlijk niet verder worden gegaan dan voorlopige handhaving van het beleid
voor 2004.
In de tweede plaats is de VVD van opvatting, dat rijksbezuinigingen in eerste instantie moeten worden
opgevangen binnen de sector waarop ze betrekking hebben. Voor een eventueel tekort had een op
lossing moeten worden gezocht binnen de portefeuille sociale zaken en pas bij ontbreken van de be
nodigde ruimte had een beroep mogen worden gedaan op de algemene middelen c.q. de risico
reserve. Misschien is dat wel geprobeerd, maar op dit moment kan de VVD niet beoordelen of een
dergelijke afweging inderdaad heeft plaatsgevonden. Daarom vraagt de VVD het college bij de ko
mende kadernota het gevraagde inzicht te verschaffen.
In de derde plaats wil de VVD met het oog op de voor 2004 aangekondigde discussie over de aan
passing van de doelstellingen en activiteiten van het armoedebeleid nu al duidelijk uitspreken, dat
daarbij binnen de grenzen van de wet moet worden gebleven. De VVD is niet bereid de mazen van
de wet op te zoeken.
8