6 NOVEMBER 2003
404
Uiteraard ook een compliment voor de wethouder van Financiën en zijn medewerkers, zoals te doen
gebruikelijk is. Het is vooral van belang vast te stellen dat de beleidsvoornemens van het Programak
koord volledig zijn veiliggesteld voor het komende begrotingsjaar. Dat geldt voor alle prioriteiten met
inbegrip van het armoedebeleid. De VVD wenst voortzetting van het huidige beleid van inkomenson
dersteuning binnen de grenzen van de wet, zoals vastgelegd in het Programakkoord. Dat betekent
dus voor 2004 en volgende jaren binnen de grenzen van de nieuwe Wet Werk en Bijstand. Aange
kondigd is dat het college over enkele maanden bij de Kadernota 2005 inzicht zal geven in de effecten
van de nieuwe wet op het totaal van de bijstandsuitgaven en pas dan kan concreet worden vastge
steld wat binnen de grenzen van de nieuwe wet mogelijk is en wat de kosten daarvan zijn. Dan ken
nen we de juiste financiële consequenties, met name voor de bijzondere bijstand. Op dit moment moet
worden uitgegaan van een voorlopige raming, waarvoor de benodigde middelen grotendeels ten laste
komen van de risicoreserve. De VVD stemt met die oplossing in, maar de eerlijkheid gebiedt te zeg
gen dat het geen structurele oplossing is. Feitelijk worden de problemen naar de toekomst verschoven
en zelfs naar de volgende raadsperiode en daarvoor wil de VVD toch graag zien dat bij de komende
Kadernota eens een keer een beeld wordt gegeven, voorzitter, van de mogelijkheden die er nog zijn in
de sector sociale zaken om door structurele verschuivingen dekking te vinden voor het armoedebe
leid. Het kan zijn dat die inspanning niks oplevert, maar het is de moeite waard om het toch een keer
te proberen. Wij hopen dat dat beeld gepresenteerd wordt bij de komende Kadernota. Dat is ons ver
zoek aan het college. Voor een goed sociaal beleid is een economisch draagvlak nodig en daarom
heeft de VVD in haar algemene beschouwingen zoveel aandacht gegeven aan het economisch beleid.
Kortheidshalve verwijs ik naar de tekst, behoudens één opmerking nog. Voor de ontwikkeling van
bedrijventerreinen zijn de mogelijkheden binnen Breda beperkt en met name voor bedrijventerreinen
voor bedrijven met bijzondere vestigingscondities. Dat betekent dat Breda zich de komende jaren
weer een maximale inspanning moet getroosten om tot een nieuw bovenregionaal bedrijventerrein te
komen in samenwerking met de Provincie en ook wellicht andere partners. Een vraag aan het college.
Is het college zich bewust van het feit dat daarvoor wellicht ook een financiële inspanning van de ge
meente Breda gevraagd zou kunnen worden? Nu de ontwikkeling van het Havenschap ten einde is -
alle grond is uitgegeven - dwingt zowel de ruimtenood in Breda voor specifieke bedrijven als de ver
antwoordelijkheid van Breda als centrumgemeente in West-Brabant tot die inspanning. En we gaan
ervan uit dat het college daarbij ook lering trekt uit de ervaringen met het Havenschap, met name wat
betreft de organisatiestructuur. Ik denk dat we nu een duidelijk andere weg moeten inslaan. Niet met
de gemeenschappelijke regeling, maar een andere meer aangepaste structuur. Ten slotte, voorzitter,
vraag ik de aandacht van het college voor een aantal van onze wensen die vervat zijn in de algemene
beschouwingen. Die worden door het college uiteraard zeer serieus ter harte genomen. Ik noem al
leen de trefwoorden nog even in het kort: het poppodium Mezz, het project Kwaliteit Gebouwen Bin
nenstad, het Brabantplein, de aanpak van de Boschstraat, en de verkeerscirculatie in het Ginneken.
De heer HAARHUIS
We lopen elkaar niet voor de voeten als het niet nodig is. Het moet toch maar een naam krijgen. De
meeste partijen hebben dat gedaan. Ik denk dat we de Begroting zoals die nu voorligt zouden kunnen
noemen: tegen armoede, voor een sterke stad. In het algemeen ziet de Partij van de Arbeid in de re
acties bijna een raadsbrede steun voor het armoedebeleid van de stad Breda en de voortzetting daar
van. Dat siert deze stad, dat siert dit college en deze gemeenteraad. Het Meerjarenperspectief schetst
de handhaving van dit beleid zoals we dat met elkaar in het Programakkoord hebben afgesproken.
Slechts zeer weinig steden zijn in staat geweest om de mensen die langdurig in problemen zijn vol
doende te blijven ondersteunen. Het rijksbeleid maakt dat niet bepaald eenvoudig. Dat vind ik ook te
waarderen in de houding van de collega's. Waar we in betere tijden met elkaar over de samenhang
tussen sociale investeringen en fysieke investeringen vrij gemakkelijk tot consensus konden komen,
vergt de inzet die de stad nu doet echt politieke keuzes. Het gaat in dat beleid, dat door ons wordt
ondersteund, altijd om die dubbele vraag: instandhouden van de sociale pijler en tevens de ontwikke
ling van de stad ruimte geven. Dat schept ook nieuwe werkgelegenheid in de toekomst. Het waarborgt
de concurrentiekracht van de stad Breda, ook als het gaat om het vestigingsklimaat en het aantrekken
van nieuwe bedrijven. De VVD is, dat moeten we erkennen, wat zuiniger in het formuleren als het gaat
om het handhaven van het armoedebeleid. Wel hoor ik, en dat zeg ik dan toch nog maar met genoe
gen, de VVD zojuist uitspreken dat zij een voortzetting wenst van het armoedebeleid, wat zij vervol
gens met een aantal zaken omkleedt die we in de toekomst zullen zien. Ik houd me er voorlopig maar
aan vast. Ook heb ik waardering voor de woorden van het CDA op dat punt, dat we in staat zullen zijn
dat met elkaar te doen en dat ook uitspreken. Het gaat de Partij van de Arbeid erom dat we willen
proberen met elkaar uit te spreken dat we vinden dat mensen mee moeten doen met de samenleving,
dat we willen dat ze integreren, dat we willen dat ze inspanningen leveren om zich te bekwamen om in