27 NOVEMBER 2003 462 fractie zijn de in het rapport genoemde argumenten, waarbij Moerdijk een veel te lage onderhoudsbij drage betaalt alsmede dat de financiële positie in belangrijke mate negatief wordt beïnvloed door in vesteringsbeslissingen waarvoor de bedrijfseconomische motivering niet duidelijk is, meer doorslag gevend om hiermee op te houden. Wel zijn wij van mening dat toekomstige gemeenschappelijke rege lingen in nauwe samenwerking met de Provincie voor de CDA-fractie absoluut bespreekbaar zijn, zoals bijvoorbeeld Moerdijkse Hoek die wij los zien van het IHM. In de commissie is uitvoerig gespro ken over eventueel nog één jaar doorgaan. Wij zijn daarvan geen voorstander. Wel kunnen wij er ons in vinden dat in 2004 ambtelijke ondersteuning wordt gegeven aan het IHM om te komen tot een be- heer-NV. De heer TAKS Het lijkt mij, voorzitter, dat dit een historisch moment is. Het komt niet zo vaak voor dat Breda een gemeenschappelijke regeling verlaat. Vandaar dat nu het spreekgestoelte wordt gebruikt door diege nen in de raad die wat meer bezwaard zijn dan de CDA-fractie. De heer Lips heeft wel gelijk dat er in de commissie uitgebreid over dit onderwerp is gesproken, maar het komt ook nooit voor dat over een onderwerp twee keer in de commissie in twee termijnen wordt gesproken, zonder dat er een advies wordt uitgebracht. Dat toont aan hoe moeilijk de discussie is verlopen en ook hoe weinig overtuigings kracht het voorstel van het college aan de dag heeft gelegd. Bij de recente behandeling van de Be groting heeft de VVD in haar algemene beschouwingen met nadruk gewezen op het belang van een regionale samenwerking bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen. De VVD heeft toen opgemerkt dat Breda vanuit zijn verantwoordelijkheid als centrumgemeente in West-Brabant daarbij een duidelijke taak heeft, ook in financieel opzicht. Het is vanuit die gedachte dat Breda indertijd betrokken werd bij het Havenschap Moerdijk. Het nu voorliggende voorstel om uit de gemeenschappelijke regeling Ha venschap Moerdijk te treden, lijkt een breuk met de manier waarop Breda jarenlang zijn positie als centrumgemeente inhoud heeft gegeven. Dat kan heel gemakkelijk leiden tot het misverstand dat Breda zich niet meer betrokken voelt bij West-Brabant en zich niks meer gelegen laat liggen aan dat gene wat in West-Brabant leeft, en die indruk is ook wel gewekt door het onverwachte en toch wat overhaaste karakter van dit voorstel. Ik zou zeggen: het was een donderslag bij heldere hemel dat het college voorstelde om al met ingang van 1 januari aanstaande het Havenschap te verlaten. In de pu bliciteit is daarbij heel sterk de nadruk gelegd op een verschil van mening met de gemeente Moerdijk over een wezenlijk ondergeschikt punt van een bezuinigingsoperatie. Daarvoor had best een andere oplossing kunnen worden gevonden, lijkt ons, en dat was vast niet per se de reden om met het Ha venschap te breken. Dat is ook niet de enige reden, er zijn duidelijk heel andere redenen, maar in de publiciteit is dat sterk naar voren gekomen. En het was niet echt handig dat het college dat beeld heeft laten ontstaan, voorzitter. Het lijkt mij dan ook van groot belang dat al het mogelijke wordt gedaan in de komende tijd om het misverstand dat Breda niet meer regionaal wil denken, weg te nemen. Het is aan het college om ervoor te zorgen dat op alle niveaus waarop wordt gesproken met de partners in West-Brabant, het SES bijvoorbeeld, duidelijk te maken waar Breda echt staat en dat wij nog altijd bereid zijn verantwoordelijkheid te nemen voor regionale ontwikkelingen en ook met name voor het project Moerdijkse Hoek. Het is prettig dat ook de heer Lips er zo duidelijk op heeft gewezen dat dat eigenlijk de toekomst is voor Breda, daar moeten we ons op richten. Gelet op de ervaring met de be stuursstructuur van het Havenschap prefereert de VVD voor Moerdijkse Hoek een minder direct be stuurlijke betrokkenheid van de deelnemers en een meer zakelijke manier van besturen en beheer dan onder een gemeenschappelijke regeling mogelijk is. Het heeft jarenlang wel goed gewerkt, maar het is niet de goede structuur om in moeilijke omstandigheden steeds samen door één deur te kunnen blijven gaan. Dat is nu wel gebleken. Het is met name de binding van de bestuurders met hun achter ban die het onmogelijk maakt op een bepaald moment de juiste beslissingen te nemen. Dat geldt voor Breda, maar dat geldt ook voor de andere partners in dezelfde mate. Het is eigen aan de structuur. De VVD is van mening dat ook voor het Havenschap, als dat nog kan, een dergelijke bestuursvorm moet worden gekozen en de voorkeur van de VVD gaat uit naar een overheids-NV waarin Breda partici peert als aandeelhouder op afstand. Ik spreek nu over het Havenschap in een nieuwe structuur. De VVD verwacht dat dat proces het komend jaar zijn beslag zal krijgen. Wij zijn, laat ik zeggen, nogal onaangenaam verrast dat, nog voordat dat proces feitelijk is gestart, het college meent nu al het Ha venschap te moeten verlaten. De VVD wenst ook afstand te nemen van de gemeenschappelijke rege ling Havenschap, maar op termijn, niet op dit moment en niet zo abrupt. Maar nu het voorstel er ligt, hebben wij uiteraard tegenover dat voorstel een standpunt te bepalen. Wij zijn bezorgd, als we op deze weg voortgaan, of het herstructureringsproces van het Havenschap gediend is met uittreden op dit moment. Naar onze mening kan Breda op dat proces meer invloed uitoefenen als deelnemer dan als gewezen deelnemer. Kennelijk is het college een andere opvatting toegedaan, maakt het een an dere afweging en heeft het college gemeend dat er nog voldoende ruimte is tijdens de afwikkelingspe-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2003 | | pagina 7