27 NOVEMBER 2003
464
venschap en daarvan is ook die uittreedsom afgeleid. Die risico's kunnen zich op korte termijn voor
doen of op de langere termijn, maar zij kunnen zich ook op korte termijn in grote mate voordoen, en
dan hebben we een heel nadelig rekeningresultaat over het komend jaar en dan zou Breda als deel
nemer daar in 2004 een fors bedrag aan moeten betalen. Het beeld kan dus ook ongunstiger worden.
Het is een afweging die je tussen die beide keuzes moet maken.
De heer LIPS
Bij interruptie. Het zou toch wel heel erg gek zijn als er in een halfjaar tijd zulke grote afwijkingen zou
den komen. Dat zou dan toch getuigen van een slechte bedrijfsvoering?
De heer TAKS
Die conclusie is voor uw rekening. Maar als dat zo zou zijn, dan is dat inderdaad een onaangename
verrassing, zeker ook voor het college. Als het gunstig uitvalt, dan hebben we het probleem dat we te
veel hebben betaald. Het college heeft die afweging wel gemaakt, men heeft dat tegenover elkaar
gezet en ik denk dat dat best een zeer zorgvuldige afweging is geweest. Maar het houdt een risico in,
je kunt voor het een of voor het ander kiezen. Voorzitter, dat is dus ook een reden te meer, lijkt ons,
om voor een langere afwikkelingstermijn te kiezen. Wantje zou, als je nog bij de afwikkeling betrokken
bent, vanuitje positie gebruik kunnen maken om te onderhandelen over de situatie die ontstaat na het
afsluiten van de onderhandelingen met Domeinen. Dan sta je niet honderd procent sterk, maar je hebt
wel een vinger in de pap. En als Breda duidelijk aangeeft dat we in ieder geval toch nog Westbrabants
denken, dan hoeven we ook geen vijanden te hebben gemaakt en moeten die besprekingen op dat
moment ook nog goed kunnen worden afgerond. Maar nogmaals, waar leg je nu het grootste risico, bij
de kans dat die onderhandelingen met Domeinen zo goed zouden aflopen dat Breda te veel zou heb
ben betaald? Ik denk dat het Rijk ook niet gek is. Dus ik denk niet dat ze zo royaal zullen zijn als ze
zouden kunnen zijn. Voorzitter, in de eerste termijn heb ik een aantal vragen gesteld en ik hoop dat
het college daarop een duidelijk antwoord geeft, zodat wij in de tweede termijn met een definitief
standpunt kunnen komen.
De heer JACKSON
Mijnheer de voorzitter, de Partij van de Arbeidfractie heeft veel tijd nodig gehad om tot een definitief
standpunt te komen. De oorzaak lag in de moeilijke afweging die moest worden gemaakt. Aan de ene
kant de verantwoordelijkheid als centrumgemeente en het economisch belang voor Breda van het
nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein Moerdijkse Hoek, voor Breda van belang als motor voor werk
gelegenheid, economische ontwikkeling en eventueel het verplaatsen van Bredase bedrijven richting
Moerdijkse Hoek, aan de andere kant de te betalen prijs voor het per 1 januari verlaten van het Ha
venschap. Tijdens de tweede ingelaste commissievergadering hebben we ten aanzien van het eerste
punt gevraagd of het nu verlaten van het Havenschap geen nadelige gevolgen zou kunnen hebben
voor de belangrijke relatie die Breda heeft met gemeenten uit de regio en de bovenlokale overheid, de
Provincie. De wethouder heeft toen aangegeven dat er in de regio begrip is voor ons besluit. Daar
naast heeft de wethouder ook aangegeven om in een bepaalde constructie hulp te bieden bij de
eventuele omvorming van de gemeenschappelijke regeling naar een, ook door de Partij van de Arbeid
gewenst, andere beheersconstructie zoals een overheids-NV. Kan het college deze toezegging mis
schien ook nader toelichten? Ten aanzien van de financiële afwikkeling hadden wij nog enkele techni
sche vragen. De fractie is verheugd met de tijd en energie die vanuit de dienst is gestoken in de nade
re toelichting op deze vragen. Zo blijkt uit het financiële gedeelte van het rapport Korsten en Verste
den dat is berekend door PricewaterhouseCoopers - bladzijde 28 voor degene die het rapport bij zich
heeft - hoe men tot het genoemde uittredingsbedrag komt. Overigens geen 1,6 miljoen, maar 1,75
miljoen. Eén van de grote posten in het bedrag is het toekomstig geëxtrapoleerde verlies van 12 mil
joen. Volgens onze informatie is dat bedrag aan de hoge kant, omdat er tijdens het moment van bere
kenen, een halfjaar geleden, nog geen taakstellende bezuinigingen zijn doorgevoerd die dit verlies
verder kunnen verminderen. Ook die zijn van belang bij de berekening van de uittreedsom. Kan het
college aangeven of dit bedrag, die 12 miljoen, hard is en wat de consequentie voor het eindbedrag
kan zijn als dat bedrag een stuk lager is? Gaat de som die we gaan betalen bij uittreden dan wellicht
omlaag? Wij hebben in de tweede commissievergadering nog wat vraagtekens gezet bij het moment
van uittreden. Vanaf het begin zijn wij het overigens wel eens geweest met de beslissing om op ter
mijn uit te treden, omdat er veel onzekere financiële risico's zijn bij lang voortgaan op deze weg, zeker
in ogenschouw nemend dat er op het niveau van het Dagelijks Bestuur flinke meningsverschillen zijn
over essentiële vragen, zoals het omvormen van de gemeenschappelijke regeling naar een NV, een
verdergaande taakstellende bezuiniging die moet worden genomen en daarnaast ziet ook de con
juncturele ontwikkeling er weinig hoopvol uit. Bij de afweging om nog een jaar langer te participeren,