18 DECEMBER 2003
496
De VOORZITTER
Ik stel voor, gelet op het feit dat deze Toetsbrief nog een- en andermaal in de commissie en later ze
ker ook nog in de raad aan de orde komt en deze ook maar de uitloop is voor de uitvoeringsovereen
komst, om dat punt, ook gelet op het feit dat die vanochtend pas is geformuleerd, nu niet verder in
debat te nemen. Het is ook in strijd met het Reglement van Orde, maar los daarvan mogen alle frac
ties, en één namens alle mag ook, bij het vragenuur de complimenten uitreiken in onze richting. Dat
had ik al voorgesteld. Zullen we het zo doen?
De heer BOER
Dat vragenuur hebben we al gehad, mijnheer de voorzitter.
De VOORZITTER
Ja, precies, dat hebben we al gehad. Zei ik: vragenuur? Ik bedoel: rondvraag. Wij zijn nog niet bij de
rondvraag, wij zijn bij de ingekomen stukken. Iemand anders nog over de ingekomen stukken?
Niemand, dan zijn die aldus vastgesteld.
Akkoord met de ingekomen stukken onder A., C. en E., met de aantekening dat de brief (met bijlage)
van het Ministerie van VROM de dato 18 december 2003 over het Toetsresultaat NSP Breda ter ver
dere behandeling wordt verwezen naar de commissie.
VII. ARTIKEL 41-VRAGEN REGLEMENT VAN ORDE.
leder raadslid kan schriftelijke vragen stellen aan het college of aan de burgemeester. Daarbij kan het
raadslid verzoeken om mondelinge beantwoording in de raad. De desbetreffende portefeuillehouder
krijgt dan hier gelegenheid te antwoorden. Ook kan een raadslid dat vragen heeft gesteld hier nadere
inlichtingen verlangen op een door het college of door de burgemeester schriftelijk of mondeling gege
ven antwoord.
ONDERWERP: HOFBOUWMIJ. (fractie-Leefbaar-Breda/De Parel van het Zuiden)
De VOORZITTER
Leefbaar-Breda heeft om nadere inlichtingen verzocht naar aanleiding van het collegeantwoord op
vragen inzake de hoge winst van Hofbouwmij bij grondtransacties in Nieuw-Wolfslaar. Wilt u het woord
daarover verder nu voeren? De heer Boer.
De heer BOER
Zal ik even naar voren komen of kan ik blijven zitten?
De GRIFFIER
Voor de snelheid moetje blijven zitten.
De heer BOER
Nou, vanwege de snelheid blijf ik dan zitten, mijnheer de voorzitter. Wij hebben een behoorlijke studie
gedaan naar deze cijfers en wij hebben eigenlijk cijfers teruggekregen die we al wisten. Waar het om
gaat, is of de gemeente Breda bekend was met de verkoopcijfers van Hofbouw aan particulieren en of
het haar duidelijk was dat de winst die Hofbouw maakte veel groter was dan de winst - of eigenlijk
geen winst - die de gemeente maakte. Daarom heb ik ook gevraagd: wat kost het bouwrijp maken ter
plekke? Want dan kunnen we dat relateren aan de verkoopprijs. Ik heb begrepen dat dat eigenlijk
honderd procent is, dus we verdienen er helemaal niks aan. De grond wordt verkocht voor 400 euro
per vierkante meter en er wordt op een gegeven moment 16 miljoen winst gemaakt door de bedrijven.
Dat vinden wij een totaal scheve verhouding. De gemeente Breda heeft hele grote zorgen, en heeft
daarom behoefte aan heel veel geld. Er komt ook een groot aantal bezuinigingen op ons af. Daarom
kan het dus niet zo zijn dat de ontwikkelingsmaatschappijen met het grote geld gaan slepen. Vroeger
hadden wij daar een methode voor. Als ontwikkelingsmaatschappijen grond in bezit hadden, dan
maakten we daar een watermachine van of iets dergelijks. Dat benam de ontwikkelingsmaatschappij
en de lust om dat soort gronden aan te kopen in de veronderstelling dat er het een en ander mee ging
gebeuren. Zo leerden we ze dat af. Wij vinden dat de vragen die wij daarover hebben gesteld niet
behoorlijk zijn beantwoord. Dat vinden wij een buitengewoon slechte zaak. De vraag is nog steeds:
wist de gemeente op een gegeven moment dat Hofbouw dat soort verkoopprijzen hanteerde? Is er
heel bewust door de gemeente Breda voor gekozen om geen geld aan deze gronden over te houden?