19 FEBRUARI 2004 58 Mevrouw BOIDIN-VAN HOEVE Deze week kregen wij het bericht dat de Loda oftewel McBride/Grada zijn deuren sluit, een Bredaas bedrijf sinds 1933 hier in de stad aanwezig. Schoonmaak- en wasmiddelen. Ooit hebben wij met een commissie daar eens een bezoek gebracht toen het net was overgenomen door McBride. Het is een trieste mededeling, omdat het eigenlijk dus het zoveelste bedrijf is dat nu verdwijnt. Met name veel laagopgeleide mensen, 134 in totaal, krijgen op dit moment hun ontslag. Gelukkig stond ook diezelfde week in de krant dat wij in Breda een park van acht hectare met hoogtechnologische productiebedrij ven krijgen, en TripleO, een hi-techcampus voor starters en ondernemers. Toch hebben wij grote zor gen om zo'n groep mensen. Het gaat niet om die 134 mensen, wantje kunt het eigenlijk met drie ver menigvuldigen: zij hebben partners en kinderen, en dat tikt hard door. Een fabrieksterrein aan de Te- teringsedijk midden in de bebouwde kom. Wat zuur is, is dat het bedrijf niet direct vertrekt naar een lagelonenland maar eigenlijk enkele kilometers verder, naar België. Het zou daar goedkoper zijn en de regels zijn er minder streng. Deze week sprak ik een ambtenaar, en die zei: ik woonde onder de rook van de Loda indertijd zo'n 40 jaar geleden en wij waren zowel aan de buitenkant als aan de binnen kant gebleekt. Daarmee wil ik aangeven dat de milieuregels die wij hebben ook zeker gehandhaafd moeten blijven. Wij beseffen heel goed dat wij geen zeggenschap hebben over het beleid bij McBride. Dat geeft je toch een min of meer onmachtig gevoel. Toch denk ik dat het goed is om namens mijn fractie enkele vragen aan het college te stellen. In hoeverre was het bij het college bekend dat het de laatste tijd niet goed ging bij dit bedrijf? Als er al contacten zijn geweest, hoe zijn die dan verlopen? Een tweede vraag is: wij hebben beschikbare grond midden in de bebouwde kom. Om hoeveel hecta re gaat het? Het is namelijk een heel goede plek en ik denk dat wij ongewenste ontwikkelingen verder in de stad moeten tegenhouden. Een derde vraag die bij ons opkwam, is: toen de brouwerij haar deu ren sloot, is er een werkgroep opgericht door het college om de ontslagen mensen op te vangen en te helpen aan een nieuwe baan. Ik heb begrepen dat dat inderdaad resultaat heeft gehad. Onze vraag is: gebeurt dat op dit moment ook? En tot slot een vraag over het sociaal plan. Hebben wij nog enige invloed op het sociaal plan dat daar naar de werknemers toe gaat? Ik denk dat dat een van de minste dingen is die wij voor hen kunnen doen. Dank u wel. De VOORZITTER Ik geef het woord aan de wethouder Economische Zaken, de heer Adank. Wethouder ADANK Dank u wel, voorzitter. Staat u mij toe dat ik in gewoon Nederlands antwoord, omdat ik het niet op zijn plaats vind om de teksten te gebruiken die op het zojuist uitgereikte papier staan. Dat kan wellicht bij een van de volgende agendapunten. Daar is dit agendapunt serieus genoeg voor. Het college begrijpt de vragen die mevrouw Boidin namens de CDA-fractie stelde. Zij spreekt in de eerste plaats haar zorg uit en haar betrokkenheid over en met de werknemers die hier werkloos worden, dreigen te worden, of in onze gemeente de afgelopen maanden al werkloos geworden zijn. Ik denk dat die betrokkenheid op zijn plaats is en dat wij vanuit de mogelijkheden die wij hebben, vanuit verschillende diensten, alles eraan zullen doen om het leed te verzachten. Ik refereer even aan de nota van de werkgroep-Kok, vorig jaar verschenen: werken-werken-werken, waarin nog eens heel nadrukkelijk een analyse werd gegeven van de loonkosten in het westen van Europa, met name ook in Nederland, waardoor bedrij ven met internationale context verplicht worden hun bedrijven te verplaatsen. Daar kan een landelijke overheid, een provinciale overheid en ook een stedelijke overheid niets mee. Dat is beleid van het management van internationale bedrijven. Ook al zijn ze dan alleen gevestigd in Europa en ook al lijkt België dichtbij, het is nu eenmaal buitenland en het loonkostenverhaal en de structuur zijn in België anders dan in Nederland. Was het college ervan op de hoogte? Ja, wij waren ervan op de hoogte. We hebben de afgelopen twee jaar een groot aantal malen contact gehad met het management, met ver schillende afdelingen van dit bedrijf. Met name ook vanuit Economische Zaken en vanuit Milieu. Zoals u weet, heeft de directeur van dit bedrijf eergisteren in BN/DeStem een feilloze en scherpe analyse gegeven van de problematiek die zich hier heeft voorgedaan. U moet dan ook als raad in het achter hoofd nemen dat het college gehouden is aan het uitvoeren van de milieuwetgeving en dat uw raad het niet zal dulden dat we, wat dat betreft, ook op enig terrein maar welk risico dan ook nemen bij milieuhinderlijke bedrijven. Vandaar dat er vele contacten zijn geweest met Milieu en ook met Econo mische Zaken, en dat steeds is aangegeven dat we samen zouden proberen, ook al was al eerder toegegeven door de directie dat de zaak precair was, om in ieder geval te kijken of het tij te keren was. Dat is dus niet gelukt. Ik kan u zeggen dat dit in de productiebedrijven natuurlijk niet het laatste woord is. Er zijn meer productiebedrijven die wat dat betreft vanuit het internationaal management en puur vanuit bedrijfseconomische overwegingen eieren voor hun geld kiezen en Nederland verlaten. Het heeft te maken met die nota waarover ik het zojuist had. Als wij niet in staat zijn om in Nederland ten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2004 | | pagina 4