27 MEI 2004 208 gedaan. In niet mis te verstane woorden is in ieder geval aan het college meegegeven om een uiterste krachtsinspanning te leveren om de doorstroombanen zoveel als mogelijk is te behouden. Het college wil gesubsidieerde arbeid mogelijk blijven maken, maar in aangepaste vorm. En dat heeft onder ande re tot gevolg dat werkgevers een deel van de werknemerskosten voor eigen rekening moeten nemen. En dat is nu een groot probleem. Het basisonderwijs, bijvoorbeeld, kent geen ondersteunende func ties, zoals conciërges, klassenassistenten en dergelijke, en hiervoor boden de ID-banen een oplos sing. Het verdwijnen van deze banen heeft voor het onderwijs en de leerlingen grote gevolgen. Het komt boven op alle bezuinigingen, die het onderwijs toch al moet verwerken, waarbij ik denk aan de subsidies die gekort worden op het onderwijskansenbeleid, OALT is verdwenen en zo kunnen we nog wel even doorgaan. Het verdwijnen van deze banen is voor het onderwijs een heel ernstige zaak, maar ook voor de cultuursector en het sociaal-culturele werk zijn ze erg belangrijk. Het verdwijnen van de ID-banen op de scholen zal ten koste gaan van meer aandacht voor de kinderen. De kinderen zul len hiervan het slachtoffer worden, omdat zij minder aandacht krijgen. Aan het onderwijzend personeel zullen weer veel meer taken overgedragen moeten worden. De bijdrage van 3.300 euro voor onder wijsondersteunend personeel is niet eens een druppel, maar slechts een spatje op de gloeiende plaat en daarom hebben wij ook van ganser harte de motie van de Partij van de Arbeid ondersteund om bij regering en parlement aan te dringen op maatregelen. Mijnheer de voorzitter, ik zou daarom ook willen voorstellen, want als wij deze motie ter kennis brengen van het Kabinet en het parlement zijn we maar één stad van de vele, om deze motie door te sturen naar de 25 gemeenten. Ik denk, als alle gemeen ten dat zouden doen, dat dat het Kabinet meer zal aanspreken. We zitten nu dus met de ID-banen. Er zullen bij de scholen onoverkomelijke financiële problemen ontstaan. We hebben dat gelezen in een schrijven dat alle fracties hebben gehad van de directeur van het openbaar onderwijs. Wat het bijzon der onderwijs betreft, kunnen wij dat niet nagaan omdat we daarvan de gegevens niet hebben. De functionarissen die tot op heden deze functies in het onderwijs vervullen, zijn niet zomaar mensen met een ID-baan, maar zij zijn volledig in die teams opgenomen en vervullen daar een heel belangrijke taak in het belang van het onderwijs en ook in het belang van zichzelf. In de sociale sector is dat voor deze mensen heel belangrijk. Wij hebben zelf kunnen meemaken en zelf kunnen zien hoe dat op die scholen gaat. We begrijpen heel goed dat al die ID-banen niet behouden kunnen blijven, dat begrijpt men in het onderwijs zelf ook. Wij zijn dan ook benieuwd welke signalen nu uit het onderwijs casu quo de Schoolraad zullen komen aan voorstellen, die zullen bijdragen aan een zo goed mogelijke regule ring van deze doorstroombanen. Mijnheer de voorzitter, dan het amendement van het CDA om geen onderscheid te maken tussen de werkgevers uit de profit- en de non-profitsector. Het is voor mijn frac tie niet zo gemakkelijk om met voor of tegen te antwoorden. Redenerend vanuit het gegeven dat het maatschappelijk te verdedigen valt om de non-profitsector in dezen een sterkere positie te geven om dat andere werkgevers andere middelen kunnen inzetten dan organisaties die voor het grootste deel afhankelijk zijn van subsidies, kan ook worden opgemerkt dat van de non-profitsector, die op 100% loonkostensubsidie kan rekenen, er mogelijk weinig prikkels uitgaan om zich intensief in te zetten voor de uitstroom. Van de andere kant kan worden opgemerkt dat in deze sector in hoofdzaak vangnetba- nen te zien zijn. Beide categorieën op 100% stellen, is financieel blijkbaar een onhaalbare optie, en dan zou het college niet kunnen voldoen aan de kaderstelling van de raad om zoveel mogelijk gesub sidieerde banen in stand te houden. Ik zou aan de wethouder willen vragen: aannemende dat het amendement van het CDA wordt aangenomen, wat kunnen daar dan de consequenties van zijn? Mijnheer de voorzitter, ten aanzien van de zienswijze van het Bredaas Centrum Gehandicaptenbeleid ben ik het ermee eens, dat er een duidelijke omschrijving moet zijn van de uitzonderingen voor de doelgroepen over de te accepteren arbeid. Het is voor valide werknemers al moeilijk om aan werk te komen, dus zeker voor gehandicapten. Welke inspanning gaat men zich hiervoor getroosten? Naar aanleiding van de opmerking dat de Wet REA nogal eens niet wordt nageleefd, is mijn vraag: wat kan men doen om die te handhaven? De stapeleffecten voor deze doelgroep worden steeds groter door veranderingen in de WAO, de Wet werk en bijstand en zeker als de toekomstige Wet maatschappelij ke ondersteuning realiteit wordt. We moeten goed bedenken dat we voor een aantal van deze doel groep niet verder dan een vangnetfunctie zullen komen. Voorzitter, tot zover mijn eerste termijn. De VOORZITTER Dank u wel. De heer Scheltens. De heer SCHELTENS Ik zal proberen om het kort te houden, want we hebben hier al heel veel over gepraat. Het is op zich natuurlijk hartstikke goed, want het is belangrijk dat er hier een inhoudelijke discussie wordt gevoerd over onderdelen van het hele gebeuren. Maar in feite had die al plaats moeten vinden, en die heeft voor een deel ook al plaatsgevonden, in de commissie. Maar nogmaals, het is wel hartstikke belang-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2004 | | pagina 27