27 MEI 2004
221
werkstages, weer werkbanen, scholing en noem ze allemaal maar op. U heeft gevraagd: hoe gaat u
daar nou gebruik van maken? En dan zegt u: ben daar creatief in. Ik heb een lijstje meegekregen van
wat we allemaal al doen aan experimenten. We zijn in het verleden creatief geweest en dat blijven we.
We zijn nu weer in gesprek met bijvoorbeeld het ROC Baronie, we zijn constant in gesprek met het
bedrijfsleven, ik ben zelf voorzitter van het RPA, we hebben een contract ondertekend, waarvoor grote
belangstelling was van de zijde van de staatssecretaris, om herintredende vrouwen naar een aantal
sectoren te krijgen. Dus ook in die zin zijn we bezig. Het zal heel goed zijn om daar steeds op te blij
ven letten. Ik ben het met u eens, dat het onderwijs en het bedrijfsleven heel belangrijke partners zijn
en u vindt ons aan uw zijde om daar zoveel mogelijk werk van te maken. Wat betreft het experiment
om flexibel om te gaan met het inkomensdeel het volgende. Extra inkoop vanuit het inkomensdeel
leidt niet gelijktijdig en evenredig tot een daling van de aanspraak op de uitkeringen. De trajecten lei
den immers niet meteen tot uitstroom, zeker niet bij die moeilijke categorie. Dus de kosten van de
bijstand lopen door, maar vervolgens hebben we die al creatief ingezet. Ik denk dat de wethouder
Middelen en daarmee het hele college daar niet blij mee zou zijn: we lopen 10% van het risico als
Breda zonder meer, en dat betekent meteen, als we het niet goed doen, ongeveer een miljoentje of
zes. Ik stel voor om eerst eens meer ervaring op te doen en te kijken hoe het zich ontwikkelt. We heb
ben een werkdeel, waarvoor wij u voorstellen doen. Vervolgens vind ik dat we toch wat voorzichtiger
moeten zijn met dat inkomensdeel, temeer daar er elk jaar wordt gekeken hoe het gemiddelde is van
de gemeentes en er dan landelijk ook gekort wordt op het inkomensdeel. Het beleidsverslag. Ik ben al
ingegaan op de uitstroom, de participatie, die u noemt, hoe het gaat met de vrijstelling, met de onthef
fingen, de resultaten van de samenwerkingspartners. Ik denk dat dat heel goede zaken zijn, die ook
goed in het beleidsverslag moeten worden opgenomen, juist om ook weer te kijken hoe wij onze in
koop op een andere manier kunnen doen als daaraan behoefte is. De Partij van de Arbeidfractie heeft
nog de nadruk gelegd op de maatschappelijke participatie. Ik ben al ingegaan op de oud
banenpoolers en ik denk, als de mensen van de overgangsregeling uiteindelijk in het jaar 2010 zijn
aanbeland en dan nog geen mogelijkheden hebben, dat er ook wel een inspanning van onze kant is,
voorzover wij daar nu al over mogen gaan, om die mensen op de een of andere manier betrokken te
houden bij de maatschappij en ze niet terug te laten keren in de uitkering. In ieder geval kan dat nu in
de tussentijd ook via de bijzondere bijstand. Van het werkdeel kan dat niet, want daar moet alles ge
richt zijn op het teruggeleiden naar de arbeidsmarkt. Breda '97, op de prikkels ben ik ingegaan. De SP
sprak over de vangnetbanen. Wat de vangnetbanen betreft, is het niet zo dat wij stil gaan zitten, we
volgen die natuurlijk wel. En wat betreft het eerder uitstromen van mensen: hoe eerder hoe liever,
want dan maak je voor andere categorieën weer plaats op die vangnetbaan. Het is dus niet zo dat we
denken: die zit voorlopig drie jaar geparkeerd op een vangnetbaan en daarna gaan we nog eens kij
ken. Dus we blijven bezig met onze cliënt om daarnaar te kijken. De ervaring leert overigens dat deze
lange weg voor een deel echt heel hard nodig is. Als laatste: u spreekt over sancties gericht op de
werkzoekenden. Gelooft u me, in de inkoop van de reïntegratiebureaus zit ook een aantal resultaat
verplichtingen, zaken waarop ze minder krijgen, et cetera. Er zijn allerlei inventieve bepalingen in de
contracten opgenomen om naar de reïntegratiebureaus toe prikkels te bieden. Maar ik vind wel dat de
kwaliteit daarvan omhoog kan. Niet alleen landelijk maar ook door ons wordt een discussie gevoerd
om ze in ieder geval ook achter de broek te zitten, want het zijn ónze mensen die via de reïntegratie
bureaus hun weg moeten vinden en wij vinden dat onze mensen het allerbeste verdienen.
De VOORZITTER
Dank u wel. Een indrukwekkend betoog. Ik stel voor over te gaan tot de tweede termijn.
De heer BOER
Mijnheer de voorzitter, voordat we overgaan tot de tweede termijn, hebben wij behoefte aan een korte
schorsing van vijf minuten.
De VOORZITTER
Ik schors de vergadering vijf minuten.
De VOORZITTER schorst de vergadering.
SCHORSING
De VOORZITTER heropent de vergadering.