27 MEI 2004 222 De VOORZITTER Er was even schorsing gevraagd, ik neem aan om de mind op te maken met betrekking tot het amen dement en de motie die zijn ingediend. Ik stel voor om nu de tweede termijn in te gaan. Ik heb gecon stateerd dat u ruim gebruik heeft gemaakt van uw meningen over en weer door te interrumperen, dus ik kan me ook voorstellen dat u het heel kort en zakelijk houdt in de tweede termijn. Dan gaan we daarna, ik hoop snel, over tot besluitvorming met betrekking tot het amendement en de motie, voorzo ver ze nog gehandhaafd blijven, en vervolgens tot de definitieve besluitvorming. De heer Marcic heeft het woord. TWEEDE TERMIJN De heer MARCIC Ik vind het van de wethouder iets te gemakkelijk gezegd dat wij er niet zijn voor deze groep mensen. Integendeel, want wij zijn het met de wethouder eens dat wij deze groep moeten helpen, alleen, wij verschillen van mening over de manier waarop. Ik ben niet overtuigd door de argumenten van de wet houder. Ik denk ook niet dat de manier waarop zij dat wil beter is dan die van ons. Ik wil dan ook het amendement handhaven. De VOORZITTER Dat is duidelijk. De heer HAARHUIS Voorzitter, als ik mag. Ik wil de heer Marcic vragen hoe hij het zich dan voorstelt om dat maximale effect, dat wij met elkaar willen bereiken om de grootst mogelijke input te kunnen leveren ten behoeve van die doelgroep, te realiseren. Ik had me kunnen voorstellen dat het CDA, luisterend naar de wet houder, zou hebben gezegd: laten we die zaak nou eens, volgens de veronderstellingen die nu be hoorlijk serieus in de analyse op tafel liggen, even aankijken en de wethouder volgen in haar opmer king en dan kunnen we, afhankelijk van hoe die zaak zich ontwikkelt, met elkaar kijken hoe we daar eventueel volgend jaar mee omgaan. Dat hadden ze toch ook kunnen doen? Ik heb het gevoel dat ze hier het college hinderen. De VOORZITTER De heer Marcic wellicht nog kort? Niet? Neen. Dan ga ik naar mevrouw Van Maanen. Mevrouw VAN MAANEN Wij handhaven het amendement en daar hebben wij een aantal redenen voor. Op de eerste plaats, een verordening is een wet, en je kunt niet zeggen: wij hebben een wet en die geldt voor de een wat meer dan voor de ander. Een wet moet voor iedereen gelijk zijn, en daarom vind ik dat die dus ook voor werkgevers geldt. Dat is een belangrijk argument. Ik vind niet dat wij hier op de goede stoel zitten om een waardeoordeel te hebben over de verschillende maatschappelijke organisaties of over de profitsector. Dat waardeoordeel moet plaatsvinden daar waar het thuishoort en dat is in de eigen por tefeuille. Dan leg je dat daar terug en moet het daar in competitie worden gebracht met andere subsi dies en dan maak je daar keuzes. Dat komt de transparantie van het beleid ten goede. De heer JOOSSE Voorzitter, bij interruptie. Mag ik dan aan mevrouw Van Maanen vragen: vindt u het werk dat een or ganisatie als Rolerisuit doet, of de Kinderboerderij in Breda-Noordoost waardevol of vindt u dat niet waardevol? Mevrouw VAN MAANEN Ik vind dat net zo waardevol als het onderwijs, maar ik vind het ook net zo waardevol als iemand die zich te pletter werkt in een winkel. Ik vind dat op dit moment dit geld, dit werkdeel, bedoeld is voor de cliënten en niet om werkgevers te stimuleren. Dat moetje op een andere plaats doen. De VOORZITTER Oké. Dat is meer dan eens duidelijk gemaakt. Dat was het? Dank u wel. Ik ga naar mevrouw Hak. Mevrouw HAK Voorzitter, dank u wel. Wat het amendement betreft, en ik snap wel degelijk wat de achtergronden ervan zijn, wil ik eigenlijk heel duidelijk bepleiten om dat toch eens even aan het prikbord te hangen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2004 | | pagina 41