15 JULI 2004 382 gens Breda '97 geldt ook hier in het verlengde van de uitspraak van de rechtbank Rotterdam de MER- plicht." Einde citaat. De tweede misser is de Oosterhoutseweg zelf. In de raadsvergadering van 27 mei 1999 hebben we raadsbreed vastgesteld dat eerst de effecten van de verkeersmaatregelen per bestem mingplan duidelijk moesten zijn voordat men met een volgend bestemmingsplan verder kon gaan. Ook dit besluit is niet ten volle uitgevoerd. Het college heeft ervoor gekozen om de bestemmingsplannen niet als een eenheid te zien maar te splitsen in kleinere plandelen waardoor een MER-procedure voorkomen kon worden wat tevens inhield dat men bewust een bepaald risico heeft genomen. Misser nummer drie. De bestemmingsplannen zijn vastgesteld na het gewijzigde besluit Milieu Effectrapportage van 7 mei 1999 en daaruit kunnen we zien dat een MER tot de verplichting behoorde. Mijnheer de voorzitter, Breda '97 is van mening dat het herstelplan Teteringen met voortvarendheid ter hand genomen moet worden. Daar willen wij ons op inzetten. Terugkijkend zien we dat er van diverse kanten zowel binnen deze raad als daarbui ten bij voortduring gewezen is op het feit dat de procedures niet met de nodige zorgvuldigheid zijn ge voerd. Dat geldt zowel voor ons als gemeente, maar zeker ook voor de Provincie, die het zelfs niet nodig achtte een verweerschrift bij de Raad van State in te dienen. Wij zitten nu met de gebakken peren. Alleen als het vertrouwen tussen de gemeente en de bewoners van Teteringen wordt hersteld op basis van ge lijkwaardigheid, zien we toch in de verte al weer wat blauw aan het firmament verschijnen. Mijnheer de voorzitter, in het verweer van de wethouder tijdens de commissievergadering hebben wij niet kunnen be luisteren dat het college ook de hand in eigen boezem steekt en aangeeft dat het op bepaalde momenten in de fout is gegaan. Dat had het college gesierd. Fouten worden er nu eenmaal gemaakt, maar erken ze dan ook. We zullen het stappenplan van het college in dezen steunen, maar wij vragen ons af of dat wel kan gebeuren onder de verantwoordelijkheid van de huidige roerganger. Naar onze mening zou iemand anders met de coördinatie belast moeten worden. Vertrouwen verliezen is zo gebeurd, maar het vertrou wen herwinnen is een heel ander verhaal. Tot slot, mijnheer de voorzitter, kom ik bij de motie die ik na mens Leefbaar-Breda, GroenLinks en de SP wil indienen. Het is ook niet zo, mijnheer de voorzitter, zoals in BN/DeStem van dinsdag jongstleden stond, dat wij als Breda '97 al groen licht hadden gegeven voor deelname aan een motie van wantrouwen. Wij hebben daarover in het fractieberaad langdurig gesproken. Degenen die ons goed kennen en die onze politieke stellingname gedurende onze aanwezigheid in deze raad hebben gevolgd, zullen kunnen begrijpen dat het meegaan met een dergelijke motie een hele stap is voor onze fractie. Wij hebben dan ook gepleit voor een wijziging in de dictie door het opzeggen in het ver trouwen te beperken tot dit dossier. De heer Dubbelman noemt dat watjesgedrag, maar zo is het niet. Want waarom hebben wij dit toe willen voegen? Omdat wij vinden dat bij een aantal dossiers de betrokken wethouder het goed doet en zich manifesteert als een goed bestuurder. De heer DUBBELMAN Mijnheer Schoenmakers, mag ik u even onderbreken? Als uw motie van afkeuring, die betrekking heeft op dit dossier, zou worden aangenomen, moet de wethouder dan als wethouder vertrekken of kan hij deel tijdwethouder worden omdat hij een dag minder aan Teteringen hoeft te besteden? De heer SCHOENMAKERS Dat is een afweging die de wethouder zelf moet maken. Dat kan ik niet zeggen. De heer DUBBELMAN Dus het is een motie, en u citeerde mij uit een e-mail van vannacht half een en dan wil het wel eens even tjes rechttoe rechtaan gaan, waarin ik de motie kenmerkte met watjesgedrag. Maar is dit dan geen motie als een tijger zonder tanden? De heer SCHOENMAKERS Die hoeft geen tijger zonder tanden te zijn, daar kan ook een waarschuwend effect van uitgaan, waarvan we zeggen: mensen, laten we in de toekomst de procedures toch beter volgen en laten we ook beter luis teren naar wat van oppositiezijde wordt ingebracht. De heer DUBBELMAN Voorzitter, mag ik mij richten tot de heer Boer? Als de motie van wantrouwen op dit dossier wordt aange nomen, vindt de heer Boer dan ook dat het aan de beoordeling van de wethouder is of hij mag blijven zitten? Of heeft de heer Boer een dringend advies aan de wethouder in dezen? De heer BOER Ik sluit met toch aan bij datgene wat de heer Schoenmakers daarover zegt, dat dat des wethouders is. Hij krijgt van ons de motie van wantrouwen, en als die wordt aangenomen dan is het aan hem om daaruit conclusies te trekken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2004 | | pagina 36