15 JULI 2004 399 over die betrokkenheid is dat het dan niet zozeer gaat om de centen van de gemeente als wel om de mensen die daar direct bij betrokken waren. Dat zijn namelijk mensen zoals u en ik die erop gerekend hadden dat óf hun huis óf een school óf een voorziening gerealiseerd zou worden. Aan mij is, ook namens het college, ook collegiaal, in ieder geval de opdracht om met de inspanningsverplichting die wij in de commissie hebben uitgesproken als het gaat om woningbouwlocaties, en ik kijk even naar de heer Post- huma die daar toen een vraag over heeft gesteld en ook anderen hebben dat gedaan, als de donder aan de slag te gaan om die pijn daar waar nodig en mogelijk te verlichten. En waar ik praat over mogelijk moe ten we, ik wil dat niet relativeren, samen wel de kwaliteit vasthouden die we, als het gaat om vastgoed en om woningbouwcontingenten de afgelopen jaren met elkaar hebben afgesproken. Parallel daaraan kun je met spoed andere locaties ontwikkelen om zodoende op de eerste plaats de menselijke pijn te verlichten en ten tweede te proberen de financiën die per jaar met 3,5 miljoen euro oplopen, na drie jaar in ieder geval niet te zwaar op de gemeentelijke middelen te laten drukken. Maar je bent afhankelijk van het eco nomisch tij. De heer BOER Een moment. Ik wil nog graag een keer een herhaling van datgene wat u net zei over die 10,5 miljoen, dus die drie maal 3,5 miljoen. Wethouder ADANK De 3,5 miljoen die per jaar in de stukken staan. De heer BOER Ja, dat is 10,5 miljoen. En toen zei u nog iets. Dat wilt u niet op de Wethouder ADANK Ik zeg: we zullen er alles aan moeten doen om, als het gaat om datgene wat nu in negatieve zin ook van uit de grondexploitaties drukt op de gemeentelijke middelen, want het Grondbedrijf fungeert natuurlijk als de geldmachine naar de algemene middelen, te voorkomen dat dat zo zwaar daarop drukt. Als je creatie ve en snelle maatregelen neemt en op zoek gaat naar locaties waar je goede grondexploitaties onder kunt leggen dan zou je mogelijk een stuk van de schade kunnen beperken. Dat kan ik niet toezeggen, dat is ook geen garantie, maar er is ook vanuit het Grondbedrijf een inspanningsverplichting. Voorzitter, als ik het goed heb begrepen, is deze week in de commissie ECG duidelijk geworden dat, als het gaat om de risicoanalyse en hoe managen we die risico's jaarlijks in ieder geval is afgesproken om in september, oktober een volledig doorgerekende analyse op tafel te hebben op basis waarvan we dan in de richting van de begroting en de volgende kadernota samen besluiten kunnen nemen. Dank u wel. De VOORZITTER Dit was een uitgebreide eerste termijn met zoveel interrupties dat mijns inziens de tweede termijn kort zou kunnen zijn, maar het is aan de raad om dat zelf te bepalen. We houden weer een rondje. Eerst de heer Boer. TWEEDE TERMIJN De heer BOER Mijnheer de voorzitter, ik kan het wel van hieruit doen want wij willen het toch kort houden. Wij betreuren het, gelet op al datgene wat er is gezegd, dat het college blijft volhouden dat het gedaan heeft wat het had moeten doen en dat het niet anders heeft gekund, terwijl wij informatie hebben en ook denken dat er een ander beleid had moeten worden gevoerd. De signalen gaven aan dat er iets ging veranderen, dat mag toch heel duidelijk zijn. Ook de burgers en met name de Vereniging Teteringen Verstikt hebben heel dui delijk aangegeven dat er iets fout ging en hebben daar ook voor gewaarschuwd. Daar is niet naar geluis terd met als gevolg dat de burgers straks weer de klos zijn voor 3,5 miljoen per jaar is. Voor ons is dat voldoende reden om de moties die er zijn allemaal te steunen. Verder heeft u gevraagd om ook wat over de andere punten te zeggen. Wij zijn voor de agendapunten 7 tot en met 11 met uitzondering van punt 8. De VOORZITTER De heer Schoenmakers. De heer SCHOENMAKERS Voorzitter, ik wil eigenlijk een antwoord geven op datgene wat mevrouw Van Hasselt heeft gezegd. Me vrouw Van Hasselt heeft gezegd dat wij nu iets anders gezegd zouden hebben dan tijdens de commissie-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2004 | | pagina 53