15 JULI 2004
352
De heer HENDRICKX
Voorzitter, daarmee kunnen wij niet akkoord gaan, want u kunt, vooruitlopend op dat beleid, al beleidsnoti
ties gaan schrijven omdat u weet wat er gaat komen. U bent op de hoogte van het tweede concept dat
dinsdag wordt goedgekeurd. Dat weet u, dat moet u weten en van daaruit kunt u nieuwe beleidsrichtlijnen
vaststellen.
De VOORZITTER
Zijn er andere leden die het woord willen voeren? U bent klaar, mijnheer Hendrickx?
De heer HENDRICKX
In mijn tweede ronde zou ik nog het volgende willen zeggen. U heeft gezegd: in de zomer van 2004 ko
men wij met beleidsvoorstellen. De zomer van 2004 duurt tot 21 september. Ik wil u aanraden om voor 21
september met beleidsvoorstellen te komen. Zo niet, dan neemt het CDA het initiatief om zelf met voor
stellen te komen.
De VOORZITTER
Wensen andere leden van de raad aanvullende vragen te stellen? Neen? Dan is het woord aan de wet
houder.
Wethouder NIEDERER
Voorzitter, dit verandert mijn antwoord niet in eerste termijn. De Reconstructiewet, dat weet u ook, vigeert
zelfs boven bestemmingsplannen, dus het zijn grote woorden van u als ik het eerlijk mag zeggen. Als u
niet wilt wachten op de weg die daartoe is aangewezen, wacht ik uw voorstellen met belangstelling af.
De VOORZITTER
De volgende reeks vragen gaat over de bomenkap Oosterhoutseweg. De heer Akinci.
Onderwerp: Bomenkap Oosterhoutsewea (fracties GroenLinks en SP)
De heer AKINCI
Voorzitter, op 29 januari hebben de fracties van de SP en GroenLinks al vragen gesteld over de toen ille
gale kap in het parkachtige bos op het terrein van de paters van missiehuis Sint Franciscus Xaverius aan
de Oosterhoutseweg. Een poging tot het vellen van de 'houtopstand', zoals het college het door pater
Michel aangelegd parkachtige bos pleegt te noemen, is toen stilgelegd na ingrijpen van buurman Charles
van den Bosch en daarna wethouder Oomen. Een rechterlijke uitspraak bevestigde in de week daarop het
stilleggen van de kap, er mocht niet verder gekapt worden daar het aannemelijk was dat het terrein niet
voor de verbouw van maïs gebruikt zou gaan worden, zoals de paters en projectontwikkelaar De Wilde
beweerden, maar als voorwerk voor een geplande golfbaan, die toevallig ook op dit stuk bos geprojec
teerd is. Op de eerdergenoemde vragen heeft de dappere wethouder Niederer toen nog toegezegd en ik
citeer: "Als het college had geweten dat daar 's ochtends om acht uur zo'n shovel was geweest en het
was door de week en wij waren in functie, dan geloof ik dat het hele college daar naar toe was gerend en
zich ook voor de shovel had opgesteld." Wij vertrouwden hem en geloofden hem om zijn blauwe ogen.
Inmiddels blijkt dat projectontwikkelaar De Wilde opnieuw een kapaanvraag bij de gemeente heeft ge
daan. Ditmaal niet om maïs te verbouwen maar om over te gaan tot de aanplant van wintertarwe met op
dat verzoek per brief het antwoord van het college dat de gemeente niet handhavend zal optreden wan
neer alsnog wordt overgegaan tot het 'vellen van de houtopstand' aangezien zulks niet in tegenspraak is
met de bomenverordening dan wel het aldaar geldende bestemmingsplan. En ook liet de gemeente weten
dat deze brief aangemerkt kon worden als een besluit in de zin van artikel 1.3 lid 1 van de Algemene wet
Bestuursrecht en derhalve onderwerp van bezwaarprocedures kon worden. Wij hebben dit besluit echter
niet kunnen terugvinden in de gangbare publicaties en de buurtbewoners evenmin. Dit brengt ons bij de
volgende vragen. Waarom is het eerder genoemde besluit niet gepubliceerd via de gebruikelijke kanalen
zoals het Stadsblad, een Breda Bericht of een brief aan de betrokken partijen en de advocaten van de
bezwaarmakers? Het college handelt in strijd met de uitspraak van de rechter, zo is onze opvatting. Deze
stelde in het kort geding dat buurman Van den Bosch op 27 januari had aangespannen immers dat het
niet aannemelijk was dat dan wel de paters dan wel de projectontwikkelaar zouden overgaan tot de aan
plant van maïs, net zo min als dat het nu aannemelijk is dat overgegaan zal worden tot de aanplant van
wintertarwe. Gezien de uitspraak van de rechter moet de aanvraag van de kapvergunning dan ook gezien
worden als zijnde ten behoeve van de aanleg van een golfbaan. In uw besluit gaat u daar niet op in en
ook niet op die aangetoonde onwaarschijnlijkheid van enige agrarische activiteiten en de vraag is: waarom
niet? Voorts is de gemeente voorbijgegaan aan het feit dat het stuk grond in kwestie onderdeel is van de