29 SEPTEMBER 2004
410
De VOORZITTER
Deze vragen zijn voor de wethouder. Wethouder Niederer, denk ik. Ja.
Wethouder NIEDERER
Voorzitter, dank u wel. Ik heb toch met enige verbazing kennisgenomen van het feit dat u dit vragen
uur gebruikt om deze vragen te stellen. Ik wijs u erop dat bij het voorontwerp uitwerkingsplan Breburg
bij brief van 25 mei 2004 - die zit ook bij de stukken, dacht ik - het college na consultatie van de
raadscommissie SOV een brief heeft gestuurd naar het college van GS waarin het gemeentebestuur
expliciet ingaat op de bezwaren die door uw commissie zijn geuit met betrekking tot De Rith. Die be
zwaren worden door het college gedeeld. Laat daarover geen misverstand zijn. Daar komt bij dat in
die brief van 25 mei wordt gerefereerd aan eerdere brieven, van 6 augustus 2003 en 2 december
2003, waarin andermaal de bezwaren van het gemeentebestuur worden geventileerd richting Gedepu
teerde Staten met betrekking tot De Rith. Vervolgens wordt het voorontwerp ontwerp met opnieuw een
gelegenheid voor het maatschappelijk middenveld, maar ook voor de gemeentebesturen die het aan
gaan in Breburg, om te reageren. Het college heeft u in de laatste commissievergadering van deze
maand een conceptbrief voorgelegd die op 21 september is uitgegaan. Daarover is gesproken. U doet
het voorkomen alsof een meerderheid ernstige bezwaren had tegen het feit dat wij daarin niet weder
om - voor de vierde keer zou dat zijn - ingegaan zijn op De Rith. Ik kan mij nog wat interrupties herin
neren, onder andere van de heer Posthuma en anderen, in de zin van: het is niet één keer maar drie
keer gezegd en het is niet nodig om dat voor een vierde keer te herhalen. GS weet heel erg goed wat
de gevoelens zijn van u - nogmaals, die worden gedeeld door het college - met betrekking tot De
Rith. Wat betreft de brief is er in de commissie geen enkel voorbehoud gemaakt - ik kijk ook even
naar de voorzitter van de commissie, de heer Lips - waarop ik de dag nadien dit concept in het colle
ge heb voorgelegd met de mededeling dat de commissie de avond ervoor kon instemmen met dit
concept. De handtekeningen zijn gezet en de brief is verstuurd naar het college van GS. Als u nu zegt
dat u er bij nader inzien toch ongelukkig mee bent, dan resten u twee dingen, dunkt mij. U kunt
Mevrouw OVERBOOM
Mijn vraag is op dit moment alleen of u die passage
De VOORZITTER
U mag niet interrumperen, mevrouw Overboom.
Mevrouw OVERBOOM
in de brief heeft gehandhaafd.
De VOORZITTER
Neen, mevrouw Overboom.
Wethouder NIEDERER
De brief is uitgegaan zoals die nu bij u bij de stukken ligt en zoals die die avond in de commissie SOV
voorlag. Ik heb u toen toch wat minder intensief gehoord over De Rith dan kennelijk nu.
TWEEDE TERMIJN
Mevrouw OVERBOOM
Het is dus duidelijk dat de brief die toen voorlag, is gehandhaafd. Dat was eigenlijk mijn vraag.
Wethouder NIEDERER
Voorzitter, voor de derde keer het antwoord
De VOORZITTER
Willen andere leden nog het woord?
Wethouder NIEDERER
De briefis uitgegaan
De VOORZITTER
Mijnheer de wethouder, u mag pas antwoorden als de andere leden in de tweede termijn ook de kans
hebben gehad om een vraag te stellen. Niemand? Dan mag u antwoorden.