18 JANUARI 2005
2
De heer BOER
Ja, even. Wij waren er erg verbaasd over dat het een besloten vergadering zou zijn. Naderhand kwam er
een bericht tot ons dat naar aanleiding van een stuk in BN/DeStem besloten was om dat niet te doen. De
argumentatie was ons niet duidelijk.
De VOORZITTER
Ik denk dat de reden van het besloten zijn in de aanvang gelegen is in de aard van het besluit en de bete
kenis. En die informatie heeft u eerder ontvangen. Ik denk dat het goed is dat zonodig nog in uw overwe
gingen te betrekken. Gezien het feit dat vandaag daarover gesproken wordt, en vandaag de besluitvor
ming gepleegd wordt, heeft het college gemeend dat vanavond ook in de openbaarheid te kunnen be
spreken. Iets anders is natuurlijk dat het mogelijk bepaalde ontwikkelingen tot gevolg kan hebben als je dit
voornemen hebt en je maakt dat zeer nadrukkelijk eerder kenbaar. Dat is de betekenis van dit verhaal. Ik
neem aan dat velen van u thuis zijn op het terrein van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en dus het no
dige daarover weten, maar ik ben, als dat gewenst is, uiteraard altijd bereid om daarover op een ander
moment, misschien in de commissie AZ, nader van gedachten te wisselen. Het gaat er vooral om dat we
gezegd hebben: wij willen iets. Dat moet tijdig bekend worden gemaakt. Het kan de nodige nadelige bete
kenissen hebben voor de publieke zaak. Vandaag is daarover gepubliceerd, vanavond wordt erover ge
sproken. Het college heeft gemeend dan ook in die openbaarheid verantwoord daarover te kunnen spre
ken, en daarin hebben wij de afweging gemaakt. Per saldo heeft ook het college een nadrukkelijke voor
keur, als het even kan, in het openbaar - uiteraard, vanzelfsprekend - te vergaderen. Mag ik het hierbij
laten?
Akkoord.
IV. CSM.
De VOORZITTER
Wie van u wenst het woord over de CSM? Ik heb genoteerd: de heer Dubbelman namens het CDA, de
heer Boer namens Leefbaar-Breda/Parel van het Zuiden, mevrouw Overboom namens D66 en de heer
Kwisthout namens de SP. Ik geef het woord aan de heer Dubbelman namens het CDA. Ga uw gang,
mijnheer Dubbelman.
De heer DUBBELMAN
Voorzitter, omdat de CSM-problematiek veel aspecten kent die ook op andere terreinen liggen dan die
van de commissie SOV, mag ik het woord voeren. Ik kan om te beginnen, constateren dat het spannende
tijden zijn voor de gemeente Breda. De ontwikkelingen lijken alleen maar sneller te gaan. Na de brouwerij
nu de CSM-vraag. Het is goed dat ik namens de CDA-fractie van deze gelegenheid gebruik maak om niet
alleen ja te zeggen tegen het voorstel om het voorbereidingsbesluit te nemen. De argumenten daarvoor
zijn goed verwoord in dagblad BN/DeStem van vanmorgen. Het komt erop neer dat planologische be
scherming op korte termijn geboden is en dat wij de regiefunctie daarbij moeten behouden. Ik wil daarbij
citeren de toen nog pas gekozen wethouder Niederer in het blad VNG-Magazine: 'We moeten aan de
knoppen zitten', waarmee hij ook heel treffend de regiefunctie heeft toegelicht. Ik zei het al, wij willen niet
alleen volmondig akkoord gaan met het voorstel, maar wij willen hier ook enige vragen stellen over het
wenselijk vervolgtraject. Het is een voorbereidingsbesluit en het woord 'voorbereiden' betekent dat je toch
ook denkt aan zaken die op langere termijn gaan spelen, en er is in dezen nog een hele weg te gaan.
Concreet vraagt de fractie aan het college de toezegging om met gerede spoed de Structuurvisie Via Bre
da te agenderen in de betreffende commissie en daarna in de gemeenteraad, zodat een afweging, reali
satiemomenten bepaald kunnen worden en de juiste keuzes kunnen worden gemaakt. Het is duidelijk dat
de planperiode een lange doorloop kent. Dat betekent dat je ook rekening moet houden met op zichzelf
staande niet te voorziene ontwikkelingen. Die kunnen roet in het eten gooien, waardoor een flexibele
planning geboden is. In het bijzonder is van belang dat er snel duidelijkheid komt over de fasering, de
exploitatieopzetten en de rol - de cruciale rol - van het Grondbedrijf ten opzichte van de planologische
mogelijkheden. Kan het college aangeven op welke termijn dit aspect, het Grondbedrijf in relatie tot de
planologische mogelijkheden, aan de orde kan komen in de functionele commissie casu quo commissies?
Tot slot, mijnheer de voorzitter, vragen wij ons ook af welke relatie het college legt tussen de planprocedu
re Via Breda en de te bespreken structuurvisie voor heel Breda, waar momenteel ook aan gewerkt wordt.
Wij hopen dat er snel een concept voor de eerste bespreking in de commissie casu quo de raad beschik
baar is. Tot zover.