3 FEBRUARI 2005
20
lijkheid van deze aanpassing in de APV om die geprepareerde tassen ook als inbrekerswerktuigen te
zien. Daarmee zijn wij akkoord. Voorzitter, het voorstel over het hinderlijk drankgebruik vinden wij
tamelijk arbitrair, want wanneer is er nu sprake van overlast? Wij vinden het tamelijk vergaand en wij
denken dat er middelen genoeg zijn om echte problemen aan te pakken in de strafrechtelijke sfeer.
Wij zijn enigszins huiverig om de gezagshandhavers extra bevoegdheden te geven om bij noodgeval
len in te grijpen, want de ervaring heeft ons geleerd dat deze daarna af en toe op een andere manier
gebruikt kunnen worden. Bijvoorbeeld, wat we in het verleden hebben gezien, om personen uit het
Valkenberg te weren die volgens de VW afbreuk deden aan de stad. En zo zijn er wel meerdere
voorbeelden waarbij regelingen die wij hebben vastgesteld om in noodsituaties op te treden ook op
andere manieren worden gebruikt, terwijl er absoluut geen sprake is van een noodsituatie. Voorzitter,
wat de uitbreiding van het plak- en kladverbod betreft het volgende. De Odyssee is al geciteerd in
deze raad. Ik wil een andere klassieker citeren, namelijk de Internationale - ik blijf een beetje in mijn
eigen kring - waarin staat in een van de coupletten: geen recht waar plicht is opgeheven, geen plicht
tenzij waar recht ontbreekt. En dat is onze insteek waar het het plak- en kladverbod betreft, want er
zijn in Breda op dit moment geen legale aanplakborden waar iedereen zijn mening kan uiten. Wij vin
den dat het een niet zonder het ander kan. Je kunt niet het wildplakken verbieden en daarnaast geen
voorzieningen hebben om regulier wel aan te kunnen plakken. Ons heeft de informatie bereikt dat er
wel aan die borden wordt gewerkt en dat ze er wel zullen komen. Wij vinden echter dat je in de APV
nadrukkelijk moet opnemen dat het verbod pas van kracht kan worden op het moment dat die borden
er staan. Wij zullen daartoe een amendement indienen. Voorzitter, wat betreft het vuurwerk het vol
gende. Ik heb nog geen kans gezien om de motie van het CDA te lezen. Dat zal ik in de tweede ter
mijn doen. Het woon- en leefklimaat, agendapunt 4. Wij denken datje zoiets in eerste instantie via de
ruimtelijke ordeningswetten en -verordeningen moet regelen, wantje gaat ook geen fabriek die je lie
ver niet in een woonwijk hebt, via de APV aan een vergunning binden. Dat doe je via het ruimtelijke
ordeningsbeleid. Daarnaast zijn wij erg bang dat het beleid zoals het er nu ligt tot een verplaatsing van
de problemen zal leiden, want wij vrezen dat op het moment dat je bijvoorbeeld de Boschstraat aan
een vergunningstelsel verbindt, de ondernemer die een belshop of een van de andere genoemde
ondernemingen wil drijven, zich ergens anders zal vestigen waar geen vergunningstelsel geldt. Dat
betekent datje eigenlijk continu achter de feiten aan loopt en iedere keer de stad gaat opdelen in hok
jes waar een vergunningstelsel geldt. Dus wij hebben vraagtekens bij de uitvoerbaarheid van deze
wijziging. Voorzitter, tot zover.
De VOORZITTER
Ik zal even het amendement voorlezen. (De voorzitter leest de tekst van het amendement voor). Dit
amendement maakt deel uit van de beraadslagingen.
Het door de heer Kwisthout, namens de fractie van de SP, ingediende amendement luidt als volgt:
AMENDEMENT
met betrekking tot het voorstel van het college van burgemeester en wethouders met betrekking tot de
wijziging van de APV.
Ondergetekenden, J.H.P. Kwisthout en H.P.M. Meeusen, leden van de raad van de gemeente Breda;
gelet op het bepaalde in artikel 36 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen en overige
werkzaamheden van de gemeenteraad;
stellen de raad voor om te besluiten als volgt:
De raad van de gemeente Breda,
in vergadering bijeen op 3 februari 2005;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders tot gedeeltelijke herziening van
de APV, waarin onder andere het artikel 'Plakken en kladden' in de APV wordt uitgebreid om ook de
(vermoedelijke) opdrachtgever onder het plak- en kladverbod te laten vallen;
overwegende dat: