10 MAART 2005
85
De heer JACKSON
Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Het is altijd lekker om even te kunnen staan. Het is een lange zit
altijd. Mijnheer de voorzitter, Breda, dat heeft u gezien en ervaren, dat wist u al, is een mooie,
historische en veelzijdige stad. Gezellig om in te winkelen en om in uit te gaan. De oude setting met
smalle straten waar ook mensen wonen, kan echter ook spanning geven. Aan de ene kant willen we
veel bezoekers hebben, aan de andere kant willen we zo weinig mogelijk overlast hebben en een
veilige binnenstad. Het is dan ook logisch dat er grenzen worden getrokken om ongebreidelde groei
die overlast kan geven te beperken. Wij zijn dan ook blij met de ingezette lijn in de voorliggende
verordening: minder ingewikkelde regels, helderheid en ook makkelijker te handhaven met minder
inzet van ambtelijke capaciteit. Na bespreking in de commissie hebben we ondanks deze positieve
opmerkingen toch ook wat vraagtekens gezet. Op de eerste plaats hebben we, evenals de heer
Stubenitsky al aangaf, gepleit voor het afschaffen van de bloembakkenprecariobelasting. We zijn dan
ook blij dat het college mee is gegaan met onze overweging om die af te schaffen. Het past ook in de
geest van de verordening: duidelijkheid en deregulering. Een tweede opmerking betreft de
ongelijkheid die er dreigt te ontstaan tussen aan de ene kant de horecaondernemers en aan de
andere kant de winkeliers. De eerste groep mag wel een bord, een menubord, ophangen in de vrije
ruimte van 60 centimeter, terwijl de winkeliers dat niet mogen doen om hun waren aan te prijzen. Wij
vinden dat de winkeliers ook die vrijheid mogen hebben om één bord op te hangen. Ook dit past mooi
in de ingezette lijn van de nieuwe verordening. Daarnaast is het ook belangrijk voor de
werkgelegenheid dat de ondernemers de kans krijgen om hun winkel onder de aandacht van het
publiek te brengen. Wij steunen daarom ook het amendement van Leefbaar-Breda. Een derde
opmerking, en de vorige sprekers hebben daar ook iets over gezegd, betreft de evaluatie van de
nieuwe verordening. De vorige heeft tien jaar gefunctioneerd. Het lijkt ons wenselijk, gezien de
veranderingen die we nu gaan invoeren, om inderdaad na twee a drie jaar, zeg maar halverwege de
volgende periode, de verordening nog eens tegen het licht te houden en te kijken of er nog nieuwe
knelpunten zijn opgetreden. Dank u wel.
De VOORZITTER
Ik dank u zeer. Het woord is aan de heer Van Overveld, VVD-fractie. Ga uw gang.
De heer VAN OVERVELD
Dank u wel. Wij hebben de verordening natuurlijk ook met aandacht gelezen. Wij zijn ook blij dat er
een nieuwe verordening is met veel minder regels. Wat ons ook is opgevallen, en gelukkig meerderen,
is dat er een vreemd onderscheid is gemaakt tussen een bord van de VVV, van een kerk of van de
horeca, dat mag dan allemaal wel, en een bord van een gewone ondernemer, wat ineens niet mag.
Om dit onderscheid te doen vervagen, is er een amendement ingediend. Ten tweede. De verordening
verwijst naar een goede afweging tussen het beschermen van het historisch stadsgezicht en het
economisch belang. Ik denk, als je aanneemt dat een normale uitstalling van reclameborden een
omzetverhoging kan geven van 10 procent dat dan duidelijk is dat zo'n ondernemer daar dus wel bij
kan varen. De binnenstad heeft belang bij een goed ondernemingsklimaat. De burger heeft belang bij
een goed ondernemingsklimaat met gezellige en leuke winkels. Dus daarom zou ik zeggen, laat die
mensen gewoon een bordje neerzetten. Als slotopmerking. Ik kan me best wel de angst voorstellen
van het college dat er misschien toch weer uitwassen komen, dat er toch weer rare borden komen. De
angst van: we geven ze een vinger en dan pakken ze de hele hand. Dan lijkt mij een normale
communicatie met die een of twee ondernemers die dan toch over de schreef gaan de meest
aangewezen weg, sneller dan een evaluatie en doeltreffender dan een wijziging van eventueel nog
een keer een Buitenruimteverordening. Overigens zijn we het natuurlijk eens met de verordening en
met het amendement.
De VOORZITTER
Ik dank u zeer. Het woord is aan de heer Van Yperen, Breda '97. Mijnheer Van Yperen.
De heer VAN YPEREN
Mijnheer de voorzitter, het gaat mij alleen om een verduidelijking van het amendement. Het is een
vraag aan de heer Stubenitsky. Als ik ga naar het eerste punt van het besluit dan staat daar: één
losstaand reclamebord aan de gevel - wat is dat, dat is mij niet helemaal duidelijk - van een ter
plaatse gevestigde onderneming. Wat bedoelt de heer Stubenitsky daarmee?