21 APRIL 2005 133 De heerMEEUSEN Voorzitter, voor ons ligt een dossier met een heel lange geschiedenis. Het gaat ons, zoals de heer Scheltens van GroenLinks al zei, niet om een centimeter meer of minder, het gaat ons met name ge woon om die 180e woning, en niet om de bouwgrens als zodanig. Het gaat er ons om dat de bouw van de 180e woning eigenlijk, hoe je het ook draait, wendt of keert, een beloning is voor een crimineel feit. We willen de zaak nog even op een rijtje zetten. Er wordt een bouwvergunning afgegeven en dan blijken daar een aantal bomen te staan. Daar wordt actie op ondernomen en uiteindelijk spreekt de rechter uit, want er komt een uitspraak van de Raad van State, dat daar niet gebouwd mag worden. Dan heeft die projectontwikkelaar verlies, en kan hij op dat moment niets anders doen dan zijn verlies nemen. Vervolgens worden die bomen vergiftigd. De verdenking gaat dan natuurlijk uit naar degene die het meeste belang daarbij heeft, zonder dat daar bewijzen voor zijn. Je kunt die persoon dan ook niet verdacht maken. Maar die verdenking ligt daar. De projectontwikkelaar zegt: ik betreur het dat die bomen op die manier vernietigd zijn. Ik zou dan denken dat je als projectontwikkelaar je rug recht en laat zien waar je staat en zegt: mijn winst had ik al verloren, ik blijf daar staan en ik zorg ervoor dat het weer netjes terug in orde wordt gemaakt. Ik ga mijn naam niet bezoedelen. Maar wat doet deze pro jectontwikkelaar? Zoals wel vaker gebeurt in de markt gaat hij voor de winst en niets anders dan de winst. Dat blijkt dan zijn morele keuze te zijn. Hiermee roep je opnieuw weer die sfeer af van: ja, dat zit niet lekker daar. Zou dat dan toch niet via, via Dat blijft in het ongewisse. Nu zijn wij aan zet. Het is onze mening dat wij onze rug moeten rechten. Niet om die drie centimeter, maar omwille van de mo raal die daarachter ligt. Als wij dit namelijk goedkeuren, zit er toch die beloning van het criminele feit in, want als alles correct was verlopen, was die 180® woning daar nooit gekomen. Als je dan moreel kijkt, heeft de projectontwikkelaar eigenlijk geen recht, want dat had hij verloren. Als wij dat dus goed keuren, dan laden wij ook die verdenking op ons dat wij daaraan meedoen. Zeker als je kijkt hoe het in zo'n commissie loopt. Kijk eens in diezelfde commissie hoe naargeestig wij omgaan met een bestem mingsplan inzake het maïsdoolhof en de jeu de boulesbanen, waar we helemaal 300 kilometer achter de komma toch vinden dat het echt niet kan dat daar een paar mensen van 75 jaar en ouder een bal letje gooien op een agrarisch terrein. Dan denk ik: daar is het kleine geld aan de hand en dan zijn we hartstikke precies. Je krijgt hierdoor een sfeer die erop lijkt of we hier een college hebben dat zijn oren en de moraal laat hangen naar het grote geld, en onredelijk streng is als het gaat om gewone burgers met een veel smallere beurs. Van zo'n sfeer moeten wij ons verre houden. Wij moeten ons niet daar toe laten verleiden. Daarom zijn wij van mening dat wij primair de projectontwikkelaar moeten verzoe ken de woning niet af te bouwen, het netjes met de grond gelijk te maken, mooi in te richten, en met de bewoners een keer overeen te komen. Als die projectontwikkelaar dat niet wil en eigenlijk zijn eer niet wenst te nemen, goed, oké, dan moeten we kijken wat we nog kunnen doen en wat voor ons nog mogelijk is. Misschien de bouwvergunning intrekken. Ik weet niet of dat wel of niet kan. Of desnoods de projectontwikkelaar schadeloosstellen, want als het alleen om het geld gaat, dan heeft hij zijn cen ten en is het ook klaar. Maar wij moeten ons in ieder geval verre daarvan houden. Dat betekent dus ook dat wij even afwachten wat het antwoord van de wethouder hierin is, of hij vindt dat wij ons hier verre van moeten houden. Anders zullen wij dit voorstel niet steunen. De motie van Leefbaar-Breda is in ieder geval volledig in lijn met wat wij vinden in dit dossier, en wij zullen die motie dan ook steunen. De motie van D66 heb ik nog niet kunnen lezen, maar ik denk dat wij die ook gaan steunen. Dat ligt waarschijnlijk wel voor de hand. De brief van de heer Posthuma. Daar is al een paar keer naar ge vraagd. Ook wij hebben hem niet beantwoord, maar als het aan ons ligt moet die brief geschreven worden, dus wij willen dat initiatief zeker steunen. De VOORZITTER Dank u zeer. Andere leden van uw raad? Dan is het woord aan de wethouder. Wethouder ARBOUW Voorzitter, u snapt dat ik blij ben dat ik deze portefeuille heb overgenomen. Maar alle gekheid op een stokje, ik wil toch even refereren aan de discussie die we in de vorige commissie met elkaar hebben gehad. Ik heb toen, denk ik, heel helder aangegeven waar we staan, dat het uitermate triest is zoals het allemaal gelopen is, dat het echt jammer is van het mooie plan, want daar is ook iedereen het over eens, maar dat we natuurlijk toch even de feiten moeten onderkennen. Het is mijn rol als wethouder, als lid van het college, om dan even te toetsen hoe het met de juridische situatie zit, wat de gemeente nog wel en niet kan, en wat de vragen, de belangen zijn die in het geding zijn en die af te wegen. Tij dens de commissievergadering werd door de insprekers aangegeven dat er een mogelijke overschrij ding zou zijn met 20 centimeter. Door sommigen werd 1 meter genoemd. Ik vond het zaak om dat zelf te controleren en te weten hoe dat misverstand in de wereld was geholpen - dus: waar komt die 20 centimeter vandaan? - en ook zelf ter plekke, in het veld te toetsen of er sprake is van een overschrij-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2005 | | pagina 22