21 APRIL 2005
136
hoekwoning op het hoekpunt grenzend aan het speelveldje. En ook stedenbouwkundig ziet het er
anders uit: een hoek met een garage en dan de achtertuin van degene die er nu achter woont. Dat zijn
wel aspecten die meespelen. Dat betekent dat die belanghebbenden daar uiteraard ook een zaak van
kunnen maken. Als ik kijk naar de
De heer AKINCI
Ter interruptie, voorzitter. Volgens mij stijgt die hoekwoning dan meteen in waarde.
De VOORZITTER
Wethouder, gaat u verder.
Wethouder ARBOUW
Dat maakt onderdeel uit van de belangenafweging, mijnheer Akinci. Dat snapt u ook. Wat betreft de
stelling van mevrouw Overboom wil ik toch nog even iets in herinnering brengen. Voor de bouw van
die 180 woningen is een artikel 19 gevoerd. Daarmee heeft de raad destijds ingestemd. Later bleek,
en dat herinnert u zich nog want met dit plan zijn wel meer dingen niet helemaal goed gegaan, dat de
uitbouw aan de woningen, dus de erkers, niet in die artikel 19 waren meegenomen. Daarop is beslo
ten om de bouw te legaliseren, niet via een nieuwe artikel 19, maar direct via het bestemmingsplan.
Die tweede stap gaat dus over het legaliseren van die uitbouwen, en niet over het al dan niet toestaan
van een 180® woning. Met andere woorden: in die artikel 19 heeft de raad dus ingestemd met de bouw
van die 180® woning - het is, denk ik, toch wel belangrijk om dat nog even te stellen - want daarna is
door het college die bouwvergunning voor de woningen verleend. Voorzitter, ik ga nu even in op de
twee moties die voorliggen. De motie van Leefbaar-Breda. Leefbaar-Breda stelt dat de 180® woning
niet past binnen het bestemmingsplan, hetgeen ik dus bestrijd. En metingen ter plekke, ik ben ook zelf
op dat veldje geweest, hebben duidelijk gemaakt dat de woning op zich binnen de kavel past. Wat
betreft het fiks moeten verkleinen van de woning door de ontwikkelaar, stel ik dat dat niet kan omdat
hij dan een andere bouwvergunning nodig heeft. Hij zal binnen zijn bouwvergunning moeten blijven.
Wat betreft het dictum van de motie denk ik dat dit aan de raad is. Voorzitter, gezien mijn betoog ont
raad ik deze motie van Leefbaar-Breda. De motie van D66. De overwegingen ten aanzien van de hui
dige speelplaats, het intensieve gebruik en de sociale rol ondersteun ik uiteraard. Ik heb iets gezegd
over het illegaal vernietigen van bomen en hoe we in de toekomst daarmee zouden kunnen omgaan.
Het is natuurlijk duidelijk dat doordat de situatie is ontstaan van het verdwijnen van de tien populieren
de bouwvergunning onherroepelijk is geworden. Over de constatering dat de extra woning niet nood
zakelijk zou zijn voor de stedenbouwkundige afronding van de wijk, verschillen de meningen, denk ik.
En over het aanzienlijk kleiner worden van de speelplaats stel ik dat die volgens het inrichtingsplan is
en dat er dus geen centimeter vanaf gaat. Maar het is maar net even wat je dan verstaat onder die
speelplaats, want sommigen nemen de ruimte van de 180® woning mee als zijnde in de definitie
speelplaats. Ook deze motie, voorzitter, ontraad ik. Tot zover.
De heerMEEUSEN
Voorzitter,
De heer AUGENBROE
Voorzitter,
De heerMEEUSEN
Ik wilde nog even een interruptie
De VOORZITTER
De heer Augenbroe.
De heer AUGENBROE
Voorzitter, een van de vragen die de heer Hendrickx heeft gesteld, is voor mij in ieder geval niet hele
maal helder beantwoord. En ik vind die toch heel belangrijk. Dat was de vraag: is het juridisch recht
om die ontsluiting te krijgen - ik zeg het nu even met andere woorden - ook afdwingbaar door de pro
jectontwikkelaar, of niet? Want als dat niet afdwingbaar is, hebben we een andere situatie.
Wethouder ARBOUW
Ik denk dat het niet afdwingbaar is. Het pad komt er niet, maar u moet wel even goed tussen de oren
knopen dat er destijds een overeenkomst is gemaakt waarin de ontwikkelaar recht heeft op dat pad. Ik