22 SEPTEMBER 2005 365 gevormd is. Aanwezig waren dan ook de politiek functionarissen van de drie partijen, dus geen bur gemeester en geen secretaris. De onderliggende relatie betreft het Programakkoord van CDA, VVD en PvdA voor de lopende periode. Het Programakkoord is geen raadsdocument, het is iets wat door de drie partijen onderling is gesloten. En dat maakt het lastig, want in formele zin kunt u het college hier dus niet op aanspreken en kan ik u, als wethouder, dus vanavond ook geen antwoord geven. Maar goed, laten we toch maar eens even proberen daar een aftrap voor te doen. U heeft het over het dualisme, de heer Boer begon daarover. Zo'n overleg tussen politieke partners doet, naar mijn optiek, niets af aan de uitgangspunten van het dualisme. De uitgangspunten van het dualisme stoelen im mers op het scheiden van de bestuurlijke verantwoordelijkheden tussen raad en college en niet op de politieke scheiding tussen enerzijds coalitie- en anderzijds oppositiepartijen. Het staat zowel de coalitie als de oppositie, en eigenlijk werd dat door Breda '97 ook al verwoord, natuurlijk vrij om buiten het verband van de gemeenteraad om met elkaar te spreken, standpunten met elkaar te delen en dat soort zaken meer. Het had overigens wel in dat verband De heer BOER Even, als het mag, mijnheer de voorzitter. De VOORZITTER Ik stel voor dat de wethouder eerst zijn verhaal afmaakt. Gaat u verder, wethouder. Wethouder ARBOUW Het had in dat verband wellicht zuiverder geweest, als u het formeel bekijkt, indien het overleg in het oude stadhuis was gehouden in plaats van op het Stadskantoor. Dan even naar de inhoud. Als het gaat over de inhoud kan ik u zeggen dat het ging Neen, laat ik even anders beginnen. Uit de stand van zaken in de voortgang van de Merprocedure voor Teteringen, en dan praten wij over die zoge naamde trechternota die bij u bekend is, want die is met u besproken en die is ook bekend in Teterin gen, want op een van de avonden is met de mensen van Teteringen onder andere over die trechter nota gesproken, bleek dat de resterende verkeersvarianten niet zonder consequenties zullen blijken, en dat snapt u ook. Op de datum van dat overleg waren die consequenties nog niet in beeld. Maar zonder dat die consequenties in beeld waren, heeft dat de coalitiepartijen dus wel aanleiding gegeven om met elkaar hierover te spreken. Dus vertaal het maar als een doordenken over de verschillende varianten. De basis voor dat gesprek is dus geen andere informatie geweest dan de informatie die het college tevoren aan de raad heeft gestuurd en men heeft daarop doorgedacht en naar gekeken in de zin van: en wat betekent dat dan? In die zin is er, in mijn optiek, bestuurlijk niet onzorgvuldig jegens de raad gehandeld en is er door de coalitiegenoten enkel politiek jegens elkaar gehandeld, omdat men wilde praten over de onderliggende afspraken in het Programakkoord. Ik wil het, voorzitter, in de eer ste termijn hierbij laten. De VOORZITTER De gestelde vraag van met name de heer Akinci zou ik als volgt willen beantwoorden. Ik kan mij vin den in de brief zoals die u heeft bereikt met die antwoorden. De tweede vraag is: hoe kijkt u aan tegen het overleg en de informatieplicht? Datgene wat ik heb vastgesteld, is dat in deze raad, in deze ge meente daar niet bijvoorbeeld in de vorm van een verordening afspraken met elkaar over gemaakt zijn oftewel een zekere code. Is het nuttig om daar met de raad over te spreken? Het kan buitengewoon nuttig zijn om te zien op welke wijze we met elkaar de informatieplicht willen delen en daar inhoud aan willen geven. Daarnaast is het een gegeven dat gekozenen met hun politieke partijen van tijd tot tijd overleg plegen. Daar staat een benoemde burgemeester buiten. Het is ook niet zo dat er collegezaken aan de tafel vervolgd zijn door verdere opvattingen en oordeelsvormingen, zo heb ik dat niet terugge kregen. Er heeft een overleg plaatsgevonden zoals benoemd door wethouder Arbouw. Niettemin, want dat heeft ook alles van doen met de cultuur waarbinnen een raad opereert in de relatie tussen oppositie en coalitie, is het van belang om te bezien op welke wijze je de informatievoorziening kan delen, op welke wijze je daarmee omgaat. En daar heldere afspraken over maken, kan soms een nuttig hulpmiddel zijn. Wie van u wenst kort in te gaan op de aanvullende vraagstelling? De heer Dubbelman, naar aanleiding van de vragen die gesteld zijn. Ga uw gang. De heer DUBBELMAN Voorzitter, ik kan me geheel aansluiten bij de bijdrage van de heer Arbouw en ook bij de opmerkingen van de voorzitter van het college. Ik wil beginnen met de vraag: hoe komt ons dagblad BN/DeStem aan de informatie? Ik wil daarvoor BN/DeStem een rechtgeaard compliment geven. Hoe ze het we ten? Ik mag barsten als ik het weet, maar zij wisten van deze samenspraak, en ik vind het een knap

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2005 | | pagina 35