3 november 2005 is een vraag gesteld door D66 met betrekking tot ons denken over het mobiel stembureau. Ik kan u zeggen dat het college een pakket voorstellen voorbereidt met betrekking tot opkomstbevorderende activiteiten. Daar maakt dit onderdeel van uit. Het college zal de komende week daarover spreken. Op 1 december zal het dan een onderdeel zijn van de gedachtewisseling in de commissie AZ, zodat u in de gelegenheid bent daarover een opvatting te formuleren. Wat betreft het mobiel stembureau hebben wij nog royaal de tijd om te melden of wij daar wel of niet aan zullen meedoen. Er is een aantal kantte keningen bij te maken, maar ik denk dat het goed is dat we daarover in de komende commissie AZ zullen spreken. Ik heb wel behoefte om op één opmerking in de richting van GroenLinks te reageren, met name rondom het zero-fo/erance-beleid. Het moet mij van het hart, mijnheer Akinci, met veel waardering voor uw inbreng, dat u voor de derde of vierde keer weer met datzelfde voorbeeld komt. Wat ik wil opmerken, is dat er een behoefte is in de samenleving, maar ook een gevoelen van u als raad, om een helder en herkenbaar beleid te voeren als het gaat om de repressie. Dat wordt regelma tig bevestigd, ook bij mijn bezoeken aan de wijken en ontmoetingen met dorps- en wijkraden. Daarbij blijkt nogmaals: helder beleid. Ten tweede valt mij op dat de kritische kanttekening rondom het optre den van de politie meer dan overzichtelijk te noemen is. Dat vind ik toch ook een bepaalde indicatie. Ten derde wil ik zeggen dat onze politieorganisatie absoluut de behoefte heeft om niet alleen actief repressief te acteren, maar juist ook zeer nadrukkelijk preventief te acteren, en dat men ook zeer hecht bijvoorbeeld aan een activiteit van een wijkagent. Met andere woorden, ik denk dat we zeer zorgvuldig met dat openbare orde- en veiligheidsbeleid bezig zijn, dat we wel moeten aangeven wat kan en wat niet kan, maar met de nodige aandacht voor preventie en repressie. Ik denk dat de wet houder Welzijn en de wethouder Integrale Veiligheid, zij beiden in het bijzonder, ook proberen daar aan te werken samen met de politie en andere organisaties. Dat wilde ik toch even in uw richting op merken. Het woord is aan wethouder Oomen. Wethouder OOMEN Dank u wel, voorzitter. Dames en heren, leden van de raad. Op de agenda staat de Begroting 2006, de laatste begroting van deze bestuursperiode. Ik ben als wethouder Financiën namens het college best wel een beetje trots op deze begroting. De stijging van de tarieven is niet meer dan de verwachte inflatie van 2 procent, en voor de OZB geldt dat een groot deel van de burgers mede door het kabi netsbeleid een aanzienlijk voordeel heeft door de afschaffing van het gebruikersdeel voor woningen. De financiële positie van de gemeente kent een aanzienlijk beter vooruitzicht dan een jaar geleden. Bij de Begroting 2005 en 2006 tekenen de uitkomsten van de inspanningen van het college op dit front zich reeds af. In de Begroting 2006 is dit perspectief verder verbeterd. Voor 2006 zijn de beschikbare middelen verdeeld. Voor 2007 en verder is er een bedrag van ruim 4,5 miljoen per jaar extra te verde len. Na de gemeenteraadsverkiezingen kunnen dus nieuwe prioriteiten worden gesteld. Ik heb kennis genomen van de bijdragen van de verschillende fracties. Het moet mij van het hart dat ik toch wel enigszins teleurgesteld ben over de reacties van sommige fracties op het Meerjarenperspectief, zeker in het licht van hun eigen reactie. Ik vind het wel heel erg goedkope politiek en ik zal daar straks in de richting van sommige fracties op terugkomen. Wat nu voorligt, is een begroting met een positief meer jarenperspectief. Uiteraard is het niet zo dat het perspectief aanleiding geeft om achterover te leunen. Daarover is het college het dus eens met het CDA en de VVD. Er blijft zorg en aandacht gevraagd worden naar de toekomst toe. Inderdaad is er zoals het er nu uit ziet minder te verdelen dan aan het begin van de vorige collegeperiode, waarbij ik overigens wil aangeven dat het meerjarenperspectief dat ik aantrof als wethouder Financiën een heel ander beeld gaf dan het beeld dat nu voorligt. Mijn heer de voorzitter, ik heb de moeite genomen om eens even in de historie te duiken, want ik denk dat daar aanleiding voor is. Om dat duidelijk te maken, herinner ik u aan het meerjarenperspectief aan het begin van deze periode: 2002 1 miljoen, 2003 0,1 (eentiende) miljoen, 2004 min 0,8, en 2005 min 0,9. Als u nu kijkt in de Begroting op bladzijde 5, dan kunt u zien dat daar weer miljoenen in de plus tegen over staan. Het reguliere investeringsschema was reeds vastgezet tot en met 2004 toen we aan deze periode begonnen, waardoor er slechts voor twee jaar regulier investeringsvolume beschikbaar was. Als ik dan kijk naar het nu voorliggende perspectief en daarbij meeneem dat er nu een investeringsvo lume beschikbaar is van 35 miljoen euro, terwijl er daarnaast een totaal andere economische situatie is, dames en heren, dan zult u begrijpen dat ik als wethouder Financiën mede namens het college tevreden ben. Op basis van dit perspectief kan er na de verkiezingen met nieuw elan gewerkt worden aan het vinden van een balans tussen ambities en mogelijkheden. Daarbij komt dat de impulsen uit de huidige collegeperiode in financiële zin ophouden te bestaan. Het is aan de nieuwe raad om te bepa len welke van deze impulsen worden gecontinueerd en welke komen te vervallen. Uiteraard zal daarbij ook worden doorgegaan met de reorganisatie en gekeken zal worden naar de mogelijkheden om oud voor nieuw in te ruilen. Overigens neem ik met tevredenheid kennis van de insteek van de VVD- fractie, dat in de volgende raadsperiode het accent moet liggen op uitvoering van bestaand beleid en 390

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2005 | | pagina 17