500
15 DECEMBER 2005
gerucht ten aanzien van bijvoorbeeld dat schilderij over de bevrijding van Breda deze wethouder per
soonlijk heeft ingegrepen en de dag nadat u een kreet had laten vertalen in de plaatselijke krant, zelf
de kunstenaar heb gesproken en zelf in Bergen op Zoom mijn excuus heb aangeboden voor de wijze
van berichtgeving ten aanzien van een belangrijk initiatief in de stad, wat door dit college altijd serieus
zal worden genomen. Als dit soort incidentenpolitiek zou leiden tot de wijze waarop wij met mensen of
met de belangengroepen omgaan, dan ben ik daar in ieder geval niet van. Dus ik heb daar met
plaatsvervangende schaamte het standpunt van het college verdedigd dat als een initiatiefnemer in de
buurt van het college met een goed initiatief komt, daar altijd oor voor is. Dat geldt ook voor de Klank
bordgroep Monumenten die we te allen tijde serieus hebben genomen en met wie we zelfs de afgelo
pen jaren in een bijzonder rap tempo overleg hebben gehad, in die zin dat vragen die bij de gemeente
binnenkwamen van antwoord werden voorzien en terug werden gestuurd. Er is echt een inhaalslag
gemaakt. Als je dan niet tegen je verlies kunt en de adviezen van de commissie Welstand van Breda
van tafel veegt, de adviezen van de commissie Bezwaar- en Beroepschriften tot twee keer toe van
tafel veegt, voor een groot deel het advies van de rechtbank Breda van tafel veegt en tot slot de Raad
van State niet serieus neemt, zoals u in uw laatste vragen ex artikel 41 doet, dan moet het college
daar met grote stappen afstand van nemen. Dus de Klankbordgroep Monumenten hebben wij altijd
serieus genomen en ik heb gezegd: als je opstapt als Klankbordgroep Monumenten, dan ontbeert
deze stad een aantal betrokken burgers die zich met monumenten bezighouden en die hun betrok
kenheid gevraagd en ongevraagd in de richting van het college laten komen. Ik heb daar nadrukkelijk
nu, in het verleden en in de toekomst behoefte aan, en het college ook. Daarin kunnen we ons niet op
basis van incidentenpolitiek laten adviseren. Toen heb ik gezegd: dan zal dat moeten op basis van ter
zake kundige personen. Want wij kunnen die adviezen ter zake absoluut niet missen. Als u dan
vraagt: wat is het oordeel van deze wethouder over het werk dat de klankbordgroep de afgelopen tien
jaar heeft verricht? Dan zeg ik: dat is in mijn beleving positief geweest, maar is op dit issue, dit onder
werp bijzonder negatief geweest. Ik ben de eerste geweest, toen de nieuwe voorzitter van de actie
groep BrES een week was benoemd, om namens het college deze meneer uit te nodigen op mijn
kamer om aan te bieden: kunnen wij samenwerken ter wille van de monumenten en het cultureel erf
goed in Breda? Die handreiking is niet geaccepteerd, en dan denk ik dat wij als college doormoeten.
Vandaar de gang naar de verschillende rechterlijke instanties die uiteindelijk heeft geleid tot een posi
tieve uitspraak van de Raad van State, en op basis waarvan uw raad in meerderheid een positief be
sluit heeft genomen over het Nationaal Museum voor de Grafische Vormgeving.
De VOORZITTER
Denkt u aan de tijd, wethouder?
Wethouder ADANK
Ja, voorzitter. De vragen van de heer Akinci zou ik nog uitgebreider en correcter willen beantwoorden
en dat geldt ook voor de ex artikel 41-vragen die u heeft gesteld, en die ik dinsdag in het college wil
hebben. Want als u mij vragen stelt, dan weet u dat u die ook volledig beantwoord krijgt. Daar hangt
dan ook een rekening aan van enkele duizenden euro's, maar dat is uw zaak. Ik zorg ervoor dat u die
beantwoording na dinsdag van het college krijgt, en die zal niet anders zijn dan het consequente ant
woord dat u de afgelopen jaren heeft gekregen. Dat we het daar niet over eens kunnen worden, te
recht, maar wel op basis van argumenten en niet op basis van losse flodders. Daar kan dit college niet
mee akkoord gaan. Dank u wel.
De VOORZITTER
Heeft u behoefte aan een reactie, mijnheer Akinci?
De heer AKINCI
Ik zal niet diep daarop ingaan. Ik begrijp dat de exacte antwoorden op deze vragen schriftelijk zullen
komen. Wellicht dat de wethouder wel kan ingaan op vraag 4, of het mogelijk is dat hij de verslagleg
ging van de Archeologische Dienst met betrekking tot de restanten van de stads- en kademuren ter
visie kan leggen voor de raadsleden.
Wethouder ADANK
Voorzitter, dat zeg ik toe in de richting van de heer Akinci, met de opmerking erbij dat de uitgebreide
beschrijvingen in de richting van de Klankbordgroep Monumenten zijn gegaan over de onderhandelin
gen met de eigenaar van de Marquant en dat geldt ook voor de Laurentius. De motivering die daaruit
spreekt, zal ik niet alleen voor u maar voor alle raadsleden ter visie leggen, zodat de raadsleden ook