70 16 FEBRUARI 2006 persbericht van de gemeente waarin stond dat we het ook qua uittreden goed doen. Dan hebben we het over het reïntegreren van mensen die een uitkering hebben en die naar werk geleid worden. Daar moet de FNV wel een kanttekening bij plaatsen, want volgens die Lokale Monitor Werk en Armoede 2006 doen we het op dat punt aanmerkelijk minder goed dan het persbericht deed vermoeden. Vol gens de monitor doet namelijk meer dan 25 procent van de totale uitstroom binnen de gemeente Bre da binnen een jaar opnieuw een beroep op Sociale Zaken. En daarmee behoort Breda helaas tot de groep steden met het hoogste aantal 'draaideurcliënten'. De vragen. 1Hoe komt het dat het percen tage in Breda, dat percentage van meer dan 25 procent, zoveel hoger ligt dan in vergelijkbare ge meenten? 2. Kan dit te maken hebben met het uitbesteden van een deel van de reïntegratietrajecten aan commerciële bureaus? 3. Is er een verschil te constateren tussen de verschillende bureaus, en als er zo'n verschil te constateren is, wat zijn dan die verschillen? Als die verschillen er zijn, kan dit dan ook consequenties hebben voor de toekomstige uitbesteding van reïntegratietrajecten? In de monitor van de FNV scoort Breda ook slecht op het punt van de afhandelingsnelheid van aanvragen voor een uitkering. Met een termijn van meer dan zes weken behoort Breda ook op dit punt tot de meest ongunstige categorie. Onze vraag aan de wethouder is: 4. Kan zij uitleggen waarom Breda op dit punt zoveel slechter scoort dan andere gemeenten? Heeft de wethouder plannen om dit te verbete ren, en zo ja, welke, en staan deze ook in haar overdrachtsdocument? Ik wens de wethouder trou wens alvast succes bij het handhaven van haar armoedebeleid in een komende periode. Ik weet dat de PvdA ervoor is. Ik weet niet of het lukt om dat in een toekomstige coalitie te handhaven. Wat ons betreft in ieder geval wel. De VOORZITTER Het woord is aan de wethouder. Wethouder HEERKENS Voorzitter, het is goed hier vast te stellen dat het FNV-onderzoek het jaar 2004 beslaat. In 2001 was in Breda het percentage 'draaideurklanten' 30 procent, in 2004 25 procent, en over het derde kwartaal 2005 18 procent. Dat is het laatst bekende cijfer. We zitten nu dus dicht tegen het gemiddelde van het onderzoek van het FNV aan. Ik wil daarbij aantekenen dat zeven grotere gemeentes, waar natuurlijk vaker sprake is van moeilijke groepen, niet mee hebben gedaan. Dus Breda zou nu een extra plusje krijgen op dit punt. En inderdaad, we hebben een positieve aantekening over het punt tegengaan van onderbenutting. Ik kan u ook vertellen dat voor 2005 ons bijzondere-bijstandsbudget op is. Dat is goed besteed. We koppelen bestanden, dat doen héél weinig gemeentes, dus in de laatste twee rijtjes ziet u bijna overal minnetjes. Mijn complimenten, want volgens mij was het rapport tot gisterenavond nog onder embargo, maar u heeft heel snel gewerkt. Dus op vraag 1 denk ik dat ik duidelijk geweest ben. Het heeft ook nog met iets technisch te maken, namelijk dat wij heel goed registreren wanneer er een 'draaideurklant' is, en soms zijn er gemeentes die gewoon een lopend dossier doorzetten, en dat telt dan niet mee. Dus die cijfers vertekenen af en toe. Ik denk dat de aanpak van work first in Breda ook echt is gaan werken in de laatste periode. Dat is het antwoord op vraag 1. Vraag 2. Er is geen causaal verband, denk ik, tussen het hogere percentage en de uitbesteding aan die commerciële bureaus, want het aantal 'draaideurklanten' was in 2001 groter. Toen hadden we nog de gedwongen winkelne ring, en die is er nu niet meer. Er is dus geen causaal verband. Vraag 3. Er zijn geen grote verschillen waarneembaar tussen die bureaus. De afgesproken resultaatpercentages zijn per contract afgestemd op de doelgroep. De meeste bedrijven komen in de buurt van die percentages. In 2004 is wel afscheid genomen van een bedrijf dat een paar keer slecht gepresteerd heeft. Dus we zijn ook kritisch. Voor 2005 zien we vooralsnog geen grote verschillen, maar we zullen de kwaliteit bij het jaarverslag weer bekijken en die draait dan weer mee in de volgende aanbesteding. Bij de laatste vraag moet ik toch even stilstaan. Ik ben het hier niet eens met het punt dat wij juist slechter zouden scoren omdat we wat langer doen over het verstrekken van de uitkering. En ik zal u dat uitleggen. Sociale Zaken en het Centrum voor Werk en Inkomen hebben juist afgesproken om niet meteen een uitkering te verstrek ken. Als mensen zich daar melden, dan gaan we de capaciteit inzetten op het zoeken van werk, en dat doen we een paar weken. Als mensen ondertussen melden dat ze in nood zitten, dan gaan we een voorschot verstrekken, maar vervolgens gaat de echte uitkeringsintake pas na een paar weken in. Ik ben van plan dat beleid te handhaven. Sterker: als het bedrijfsverzamelgebouw opengaat, en dat gaat binnenkort open, dan zullen we nog stringenter gaan kijken dat de mensen zich eerst concentre ren op werk. Als het nodig is, komt er een bevoorschotting, maar die uitkering komt er niet meteen achteraan. Natuurlijk moet het binnen acht weken, en met 44 dagen zit Breda ruim. Ik ben er eigenlijk wel een beetje trots op dat we hier niet zo snel, in die ogen dan, positief scoren, want ik vind het wél een positief resultaat, dus in die zin houd ik dat beleid vol.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2006 | | pagina 12