107
16 FEBRUARI 2006
name de stadsgeschiedenis buiten de wallen. We hebben met z'n allen in meerderheid besloten om
daar een nieuwe accommodatie te gaan bouwen. Dat betekent dat het op andere plekken ook ge
beurt. Ik verwijs u even naar het Chassé-terrein waar we een jaar of zes, zeven geleden de vondst
hebben gezien van de paardenstallen waarover onlangs is gepubliceerd in een wetenschappelijke
uitgave. Dat is nou precies waar we in deze stad mee bezig zijn: dat bodemarchief zo inventariseren
dat het iets aan de stadsgeschiedenis toevoegt. Dat is het unieke van deze vondst, niet wat er gevon
den is. Terecht is een aantal objecten naar boven gehaald. Die worden geconserveerd, wetenschap
pelijk bestudeerd en die komen ook in uitgaven. Ze zullen ook getoond worden, dat is de bedoeling en
daarover zullen afspraken worden gemaakt. Ik bedoel dat we die tegenwoordig niet meer in tempex
dozen stoppen, maar we proberen daar een publieksfunctie voor te bedenken, zodat we datgene wat
er uit het bodemarchief als waardevol naar boven wordt gehaald, ook een publieke functie geven. Ik
heb nog eens even de krantenartikelen hierover gelezen en u zou voor de aardigheid toch eens, als u
de komende weken wat tijd heeft, wat ongetwijfeld na 7 maart zal kunnen, het artikel over: 'de heer
Boer woedend na de Beyerd-vondst', moeten vergelijken met het uitermate deskundige, betrokken en
objectieve stuk van de heer Nierse van BN/DeStem. Als u die twee artikelen nou naast elkaar legt,
dan is het ene in alle objectiviteit, met onze stadsarcheoloog, datgene waar onze burgers op zitten te
wachten, en is het andere die onderbuikgevoelens, waarover ik in de commissie heb gezegd dat dat
gene wat in de realiteit gewoon niets waard is voortdurend maar doorgeduwd wordt, alsof we prehisto
rische vondsten hebben gedaan. Die liggen overigens ook onder het huis van de heer Boer op de
Kalishoek, want als je daar gaat graven drie meter onder het maaiveld, dan zit je in de prehistorie. Wat
nou het aardige is, is dat de archeoloog, mevrouw Berkvens, het volgende aan de heer Boer heeft
aangegeven. Overigens heb ik de heer Boer nooit gezien toen we in Heilaar bezig waren, u weet wel,
vlak bij die drie Spaanse soldaatjes, maar dat was niet interessant. Het ging om het zandlichaam
waarin je een gele massa verkleuringen ontdekt, waarbij je, als je daarvoor gestudeerd hebt, en dat
hebben archeologen, met de Malta-wetgeving in de ene hand en de archeologische wetgeving in de
andere hand, kunt zien dat op basis van een geel uitgelegd vlak er sporen zitten die erop zouden kun
nen duiden dat daar bewoning is geweest. Dat was nou juist in Heilaar, als voorbeeld, een spectacu
laire vondst. Sommigen hebben nadien gezegd: in Heilaar is een boerderij gevonden uit de Romeinse
tijd of uit de prehistorie. Ja, dank je de koekoek, zo kan ik ook geschiedenis bedrijven. Wat daar ge
beurd is, en dat geldt ook voor De Beyerd en dat is uitermate belangwekkend, is datgene wat voor
speld was over de waterloop die van binnen naar buiten of van buiten naar binnen liep - net wat u wilt,
als u denkt aan de loop van het water. Het was niet zeker dat die waterloop er was geweest. Daar
bovenop zijn een riolering en een nieuwe waterloop gemetseld. Dat is niet nieuw, die dingen vinden
we in heel de binnenstad, maar de bevestiging van het feit dat die waterloop er is geweest, dat voegt
iets toe aan de geschiedenis van deze stad. En waarom? Omdat in het dijklichaam, u heeft dat kun
nen zien, een verkleuring zat van al datgene wat er in die waterloop geplempt is en wat op enig mo
ment dichtgedrukt is, een pakket heeft gevormd, en voor de archeoloog een aanwijzing zou kunnen
zijn dat daar in de bewoningssporen iets bijzonders gevonden is. Dat is gelukkig gebeurd. Een aantal
voorwerpen, u heeft ze in de vloer van de voormalige Beyerd zien liggen, worden geobserveerd,
schoongemaakt, bestudeerd, wetenschappelijk beschreven en die worden ingepast in de archeologi
sche geschiedenis van deze stad. U citeert twee keer mevrouw Muntjewerff. Ik ben een bijzondere fan
van mevrouw Muntjewerff als het gaat om de Oranjeboeken, met name het deel uit 1984, waarin zij
beschrijft welke mensen op de plek buiten de wallen een rol hebben gespeeld in de sociale geschie
denis van de stad. Dat is de rol van haar artikelen geweest in die vermaarde serie van de Oranjeboom
en daar heb ik veel respect voor. Dat is iets anders. Alsof datgene wat je beschrijft en fysiek nog in de
grond zit, of boven de grond, in die zin niet tot respect zou leiden, ook niet als je dat zou, wat ik zojuist
hoorde, 'amoveren', of ik zeg dan maar gewoon 'slopen' om er een nieuw monument voor in de plaats
te zetten. Dus in alle opzichten, voorzitter, denk ik dat de reactie van de heer Boer niet terecht is. We
hebben afspraken gemaakt, ook in het kader van de Malta-wetgeving. Daarin wordt aangegeven dat
nieuwe ontwikkelingen mogelijk moeten zijn, maar dat de voorwaarde is, op die plekken waar dat dus
niet kan en je het niet met een zandlichaam kunt afdekken en als bodemarchief kunt bewaren, dat je
de vondst dan in ieder geval op een wetenschappelijke manier moet beschrijven, dus observeren, en
gewoon de wetenschappelijke stappen moet nemen om die veilig te stellen, ook als die vondst louter
en alleen bestaat uit sporen. Nou, dat is de grote winst die we met dit onderzoek, en dat is belang
wekkend, op het binnenterrein van De Beyerd hebben gerealiseerd. En daar zullen we tegen
De heer AKINCI
Bij interruptie, voorzitter, als u mij toestaat. Dat bespaart straks nadere vragen. Ik weet niet in hoever
re u bij een interpellatie daartoe toestemming verleent