20 JUNI 2006
229
De heer ARBOUW
Voorzitter, dank u wel. Ik heb geen boekjes bij me, maar ik wil, net als de heer Lips heeft gedaan,
even bij een aantal fracties stilstaan ten aanzien van hun eerste termijn en de schriftelijke bijdrages.
De heer Haarhuis is eigenlijk al begonnen over het punt van de economie. Wat dat betreft vond ik het
wel treffend dat de schriftelijke bijdrage van de PvdA begon met het onderwerp economie en werkge
legenheid. Dat kwam bij mij een beetje over als: hé, o ja, dat waren we de vorige keer vergeten, laten
we er toch iets over zeggen. Dus wat dat betreft komen we misschien langzamerhand in die vier jaar
wel een keer bij elkaar. Je weet nooit. Over die economie hebben wij ook een amendement. In het
antwoord van het college over de economische impulsnota wordt gezegd dat men daarop zal terug
komen, maar wij zeggen: neen, dat willen we nu. Bij de kadernota willen we dadelijk een duidelijk sig
naal neerleggen dat we ook bereid zijn om te investeren in de economie. De VVD heeft dan ook 200
duizend van die 450 duizend euro in gedachten om toe te voegen aan de economische impulsnota.
Volgens mij is dat dan amendement 2. Dan, voorzitter, als volgende punt het maken van een combina
tie, en dat doet de PvdA ook in haar bijdrage, tussen enerzijds de Wet op de maatschappelijke onder
steuning (WMO) en anderzijds het armoedebeleid. Dat betekent eigenlijk dat je dus nu al stelt, en
gelukkig gaf de heer Haarhuis in zijn eerste bijdrage aan dat hij die 10 miljoen ook wilde gebruiken
voor economie, voor buurtbudgetten en voor kleine ondernemers in de wijken
De heer HAARHUIS
Mijnheer de voorzitter, mag ik daar onmiddellijk op interrumperen? Dat is niet juist. Als je kijkt in het
programakkoord dan staat er dat het fonds Maatschappelijke Ontwikkeling bestemd is voor allerlei
zaken én werk. Dat betekent in de breedste zin van het woord dat je ook kunt kijken naar werkgele-
genheidsimpulsen, maar die moeten dan daadwerkelijk te maken hebben met het verbeteren van
kansen van mensen die aan de onderkant van het loongebouw en aan de onderkant en naast de ba-
nenmarkt staan, om te kijken welke impulsen je daarop kunt geven. Als dat betekent dat dat ook een
waarde heeft in de buurteconomie, dan is dat natuurlijk prachtig, maar het uitgangspunt is niet dat het
een economische impuls is. Want dan trekt u het breder een kant op die wij daar niet mee beogen,
maar daarover komen we natuurlijk nog te spreken als het gaat over de kaderstelling van wat we
daarmee nou precies gaan doen.
De heer ARBOUW
Dat is precies het verschil tussen onze twee fracties - haarscherp - want uw definitie is een andere
dan die van ons. Maar goed, er zitten in ieder geval lichtpuntjes wat ons betreft ten aanzien van die
opmerking. Waar wij het dus niet mee eens zijn, is dat je die 10 miljoen ook nog gaat gebruiken als
een soort verkapt armoedebeleid, want dan gaan we wel heel veel extra zaken doen, dus daar komen
we ook nog over te spreken als het gaat over die 6,5 miljoen. Dan, voorzitter, als het gaat over de
inbreng in eerste termijn van de PvdA over hoe we dat fonds moeten gaan verdelen. De heer Haar
huis heeft al gezegd daarover in debat te willen met de stad en daarbij te kijken naar de methode die
we bij de ontwikkelingsvisie hebben gebruikt. Natuurlijk staat die stad niet stil. Maar u stelt een aantal
werkateliers en dat soort dingen voor om te kijken waaraan we het zouden moeten uitgeven. Dat snap
ik, maar aan de andere kant, als je kijkt, en de heer Boer wees daar al op, naar wat al die wijk- en
dorpsraden op die hoorzitting bij ons op tafel hebben gelegd, dan weten we toch eigenlijk heel goed
wat er in de stad allemaal nog moet gebeuren en waaraan al een aantal jaren op een aantal punten
behoefte is? Als u dan werkateliers wilt maken om nog meer dingen naar boven te halen die allemaal
nodig zijn, dan zeg ik dat u er geen schijnvertoning van moet maken.
De heer HAARHUIS
Voorzitter, als ik even mag interrumperen? Ook op dat punt denk ik dat we van mening verschillen. Wij
zien bij die hoorzittingen een bepaald aantal wijk- en dorpsraden naar ons toe komen die heel veel
zaken aan ons melden. Wij zijn ervan overtuigd, als we door gaan praten in de stad, als we op het
gebied van communicatie nieuwe wegen vinden, en daarover hebben we in de verkiezingscampagne
ook weieens met elkaar gesproken, dat we dan ook andere groepen kunnen vinden die andere pro
blemen en andere knelpunten hebben, die niet zo makkelijk die drempel over komen om ons deelge
noot te maken van hun zorgen, wensen en verlangens. Dat is nou een van de zaken die we met een
bijgesteld, verdergaand communicatieplan beogen, en ik hoop dat we elkaar daarin zeker kunnen
vinden, als wij, nadat wij de kaders hebben gesteld en de criteria hebben gegeven, de stad in gaan
met vragen als: hoe kijkt u nou aan tegen aanvullingen als u die legt tegen uw eigen behoeften en
knelpunten als wijken, dorpen en doelgroepen?