22 JUNI 2006
285
Mevrouw VAN MAANEN
Wat wel bijzonder is, is dat u voor de middelen die wij ter beschikking willen stellen voor de economie,
waar een impulsnota onder ligt, om bonnetjes vraagt, maar als het gaat om 10 miljoen voor maat
schappelijke ontwikkeling, dan heeft u er van tevoren niets onder gelegd en dat
Mevrouw VOSSENAAR-BLOKDIJK
Wel degelijk.
Mevrouw VAN MAANEN
is toch wel inconsequent.
Mevrouw VOSSENAAR-BLOKDIJK
Dan begrijpt u mij misschien niet goed. Motie 1 wordt wel degelijk door ons ondersteund. Die geeft
dezelfde lijn als wat ik zojuist zei ten aanzien van de economische impulsnota. Juist om de conse
quenties in beide gevallen gelijk te trekken, zeggen wij: niet het amendement over de economische
impulsnota, daarover zullen we later spreken, maar wel de duidelijke lijn die we nodig vinden voor het
fonds Maatschappelijke Ontwikkeling. Wat gaan we ermee doen, hoe leggen we de prioriteiten, hoe
willen we afgerekend worden? Helemaal in stijl, denk ik.
Mevrouw VAN MAANEN
Maar u heeft al wel vast 10 miljoen daarvoor gereserveerd.
Mevrouw VOSSENAAR-BLOKDIJK
Helemaal in stijl, denk ik, van wat u zegt. Er is binnen het collegeakkoord een aantal prioriteiten ge
steld. Nou, die hebben we dan hier: een prioriteit. Over hoe we dat geld gaan besteden, zullen we het
uiteraard nog moeten hebben.
De VOORZITTER
Gaat u verder.
Mevrouw VOSSENAAR-BLOKDIJK
Dank u wel. Wat betreft motie nummer 2, de mogelijkheden voor het realiseren van een sportcentrum.
Daarover is natuurlijk al heel wat gezegd. Ik kan alleen maar onderschrijven dat de discussie in de
commissie nogal chaotisch was, dat we nu helderheid hebben over wat de bedoeling is van een en
ander, en dat wij daarom met deze motie kunnen leven, als zij niet door het college wordt overgeno
men want dan hoeven we er, denk ik, ook niet over te stemmen. Wat betreft motie 3. Akkoord. Daar
hoef ik verder niet veel van te zeggen. Vervolgens schuif ik even door naar motie 6. Motie 5 laten wij
ook even ter zijde. We zijn daar op dit moment geen voorstander van. Motie 6, gratis openbaar ver
voer. Het is eigenlijk jammer dat het college deze uitdaging niet wil oppakken. Het college meldt na
melijk zelf in zijn antwoord, en ik citeer even - ik leer snel, mijnheer Augenbroe - dat de Provincie op
dit moment bezig is om voor het aanbieden van gratis openbaar vervoer in specifieke situaties en/of
voor bepaalde doelgroepen een richtlijn te ontwikkelen. Einde van het citaat. Wij denken dat hier wel
sprake is van een specifieke situatie en die zal nota bene een paar jaar duren. Breda '97 wil dus het
college toch aansporen om op dit punt heel alert te zijn op de ontwikkeling van die provinciale richtlij
nen, en er als de kippen bij te zijn als er zich op dit punt kansen zouden voordoen. Daarvoor hoeven
de gemeenten dan naar verwachting geen financiële verplichtingen op zich te nemen. Over de moties
nummer 7, 8, 9 en 10 is al een aantal dingen gezegd die wij eigenlijk niet willen herhalen. Ik kom bij
motie 11, het instellen van een werkgroep communicatie. Ik denk dat D66 hier uitstekend inspeelt op
een onderwerp dat ons allemaal bezighoudt. Daarvoor hulde, terecht. Want, zoals eerder gezegd,
communicatie tussen raad en burger is wat anders dan dienstverlening. Dat onderscheid wil Breda '97
ook telkens weer maken. Dat we elkaar over en weer slecht begrijpen, blijkt regelmatig. Zelfs binnen
de raad hebben we nog weieens moeite om elkaar goed te begrijpen. Maar de motie zoals die er nu
ligt, wekt, hopelijk ten onrechte, de indruk dat een dergelijk probleem in heel korte tijd even vlug kan
worden opgelost. Er is een korte tijdspanne die de indieners ons gunnen. Ik heb de indruk dat het niet
hun opzet is. Wanneer er een commissie zou moeten worden samengesteld, dan zijn wij van mening
dat die samen met het college en een deskundige staf moet optrekken, want er moet ten volle recht
gedaan worden aan het belang van deze ontwikkeling. In dat licht zien wij de suggestie van het colle
ge om na het zomerreces in de commissie Bestuur vrij met elkaar van gedachten te wisselen over
deze zaak, over de aard en de taak en de doelen van een dergelijke commissie communicatie. Dat
zien wij als een zeer zinvolle. Ik wil toch graag even de reactie van D66 afwachten voor wij een defini-