26 OKTOBER 2006 409 De VOORZITTER Ik heb gezegd dat met het amendement zoals dat is ingediend de omvang van het gebied wat mij betreft toepasbaar en bruikbaar is, dat moge duidelijk zijn, ook omdat het andere deel mij de be voegdheid geeft. Ik heb tegelijkertijd gezegd dat het sowieso mijn voornemen is om in ieder geval als er plannen zijn die nadrukkelijk met u te delen. Ten derde vind ik het van grote betekenis dat we voor dit facet, waarover nu toch een principiële discussie plaatsvindt en waarvan mevrouw Boelema zei: als dat er niet komt dan val je in een lacune, ook een breed draagvlak hebben binnen deze raad. En dan zeg ik: dan is dat mogelijk toepasbaar. Maar het is aan uw raad om zich daar in de tweede termijn nadrukkelijk over uit te spreken. De heer ÜQERLER Mogen wij een schorsing van drie minuten vragen, voorzitter? De VOORZITTER Uiteraard. De schorsing is toegestaan. De VOORZITTER schorst de vergadering. SCHORSING De VOORZITTER heropent de vergadering. De VOORZITTER Dames en heren, voor de schorsing is mij nog eens nadrukkelijk gevraagd naar mijn standpunt. Ik wil u dat nogmaals kenbaar maken. In materiële zin is de situatie zoals is verwoord in het amendement. Wanneer u dat wenst te formaliseren, ontmoet ik daar op zich geen bezwaar in, maar het is duidelijk dat ik u nadrukkelijk heb toegezegd om in de geest van dit amendement te werken en met u die om gang te hebben. Daarnaast is het nadrukkelijk ook vanuit de wetgeving de exclusiviteit van de burge meester, en in dat opzicht dacht ik dat ik ook duidelijk was. Maar het is een ingediend amendement waar u zich als raad over moet uitspreken. Waar het om gaat, is dat ik in materiële zin nadrukkelijk heb toegezegd, dat staat ook genoteerd in de notulen, de opvatting die ik u alsnog wederom wil toe kennen. Wie wenst het woord? De heer Taks van de VVD. De heer TAKS Ik heb in de eerste termijn aangegeven, voorzitter, dat wij tegen het amendement zijn om de redenen die ik toen genoemd heb. Het probleem bij het amendement is dat het heel duidelijk problemen kan opleveren als in de toekomst ooit op een plek buiten het aangegeven gebied een situatie zich voor doet waar cameratoezicht noodzakelijk is. Dan moet de burgemeester naar de raad komen om de APV te laten wijzigen. Dat is een volstrekt onwerkbare situatie. Ik begrijp trouwens niet wat de beteke nis van lid 2 in dit verband nog is. Men heeft een amendement gemaakt dat alleen maar iets sugge reert en wat in de praktijk moeilijk realiseerbaar is. Wij hebben liever het systeem van de wet, dat spreekt ons meer aan. Wij volgen gewoon dat model. Dat geeft de burgemeester de bevoegdheid zoals de wetgever het bedoeld heeft. Wij zijn tegen het amendement. De VOORZITTER Andere leden van uw raad? De heer Akinci. De heer AKINCI Voorzitter, laat ik het de heer Taks toch nog een keer proberen uit te leggen. De heer TAKS Ik zal aandachtig luisteren, mijnheer Akinci. We zijn met elkaar in debat. De heer AKINCI Dat klinkt weer heel wijs van u. Ik ken u als een loepzuiver democraat, en dat bedoel ik niet cynisch, want er zijn niet-loepzuivere democraten die door mensen, die toevallig de achternaam dragen als van mijn vroegere fractievoorzitter, ook loepzuiver genoemd worden. Dat doe ik niet. Wat staat er nou in artikel 151c van die Gemeentewet? Daarin staat, en dan citeer ik uit die Gemeentewet, dat de raad bij verordening de burgemeester de bevoegdheid kan verlenen om, indien in het belang van de openbare orde en veiligheid, te besluiten tot plaatsing van vaste camera's voor een bepaalde duur ten behoeve

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2006 | | pagina 25