22 MAART 2007
103
gegeven. Dat u zegt: geen grote bedrijven. Wij zijn ook voor grote bedrijven, omdat die niet alleen
extra werkgelegenheid, maar ook vaak naam, bekendheid en kansen creëren.
De heer VERGROESEN
Ik gaf u net al antwoord. U herhaalt dus het volgende streepje. Door al die argumenten kan men kie
zen waarvoor men wil. Daar zijn wij geen voorstander van. Wij zijn voorstander van een kort, helder
betoog. Datgene wat hier staat, geeft u een aantal mogelijkheden om een visie te schrijven in de rich
ting die u zelf wilt door de accenten te verleggen.
De heer LIPS
Ter interruptie, voorzitter. Mijnheer Vergroesen, op een aantal punten spreekt u zich ten aanzien van
de motie zelf tegen.
De heer VERGROESEN
Ik spreek mezelf niet tegen, mijnheer Lips. Ik begon te vertellen dat het een a-la-cartemotie is, en dat
u eruit kunt halen wat u wilt. Ik heb u ook gezegd dat er echt wel een paar punten bij zijn waar de SP
zich in kan vinden. Maar van die hele motie vinden we dat degene die de visie opstelt, die motie kan
gebruiken als een a-la-cartemenu.
De VOORZITTER
Goed. In de tweede termijn kunt u verder reageren. Anders denk ik dat we de andere sprekers tekort-
doen. Ik stel voor dat u de tweede termijn gebruikt om te reageren op de opvattingen. Het woord is
aan mevrouw Schokker namens GroenLinks. Ga uw gang, mevrouw.
Mevrouw SCHOKKER
Voorzitter, de GroenLinksfractie kan instemmen met de Economische Impulsnota als kaderstellend
document voor de economische ontwikkelingen van de stad Breda. Ook vinden wij het een goede
keuze om extra middelen uit de Begroting 2007 te gaan inzetten voor een accountantmanager kennis
en onderwijs. In de onderbouwing van deze keuze in het raadsvoorstel kunnen wij ons dan ook hele
maal vinden. In deze onderbouwing wordt ook duidelijk verwezen naar de demografische ontwikkelin
gen die tot gevolg zullen hebben dat het steeds moeilijker wordt voldoende goed opgeleide werkne
mers aan de stad te binden. Dit zal naar verwachting het grootste probleem worden om de economie
van de stad draaiende te houden. Niet de vraag of Breda wel voldoende hectare voor bedrijfsvestiging
heeft, maar wel de vraag hoe we de stad aantrekkelijk houden zodat goed opgeleide werknemers hier
ook willen gaan wonen. In andere provincies is de werkzame bevolking al aan het krimpen, en in Bra
bant gaat dat na 2010 ook gebeuren. Bij een aantrekkelijke stad hoort ook een aantrekkelijk groen
buitengebied met natuur en voldoende recreatiemogelijkheden. Een stad met een aantal verlaten en
verpauperde bedrijventerreinen zal daar afbreuk aan doen. Het lijkt erop dat een bedrijventerrein een
soort wegwerpproduct gaat worden. 20 jaar na vestiging vertrekt het bedrijf, en de rommel mag door
de gemeenschap opgeruimd worden. Daar moeten we van af. Nieuwe ruimte creëert weer nieuwe
leegstand. Daarnaast moeten we nadenken over welke werkgelegenheid er moet komen op onze
vrijkomende ruimte ter vervanging van de wegtrekkende chemische en nijverheidindustrie. Daarom
kan de GroenLinksfractie zich vinden in het gestelde in de overwegingen en het dictum van de motie.
Wij kunnen ons niet verenigen met de constateringen, omdat die voorbijgaan aan de werkelijke pro
blematiek waar wij al in 2010 mee te maken gaan krijgen, en die ik geschetst heb. Niet een tekort aan
bedrijventerreinen bedreigt onze economie, maar wel een overschot aan verlaten bedrijventerreinen.
De provincie heeft de nieuwe prognose serieus genomen door de 600 hectare bedrijventerrein die
gepland was op Moerdijkse Hoek nu definitief uit het streekplan te schrappen, juist ook omdat in West-
Brabant de vergrijzing sneller gaat dan in andere delen van de provincie en omdat er nog veel leeg
staande bedrijventerreinen in West-Brabant beschikbaar zijn. Kortom, de GroenLinksfractie vindt dat
de prioriteit moet liggen bij herontwikkeling en revitalisering van bestaande bedrijventerreinen. Omdat
dit een belangrijk onderdeel in het dictum van de motie is, zullen wij daarom de motie toch steunen.
De VOORZITTER
Ik dank u zeer, mevrouw. Het woord is aan de heer Van Yperen, Breda '97.
De heer VAN YPEREN
Mijnheer de voorzitter, dames en heren. De Economische Impulsnota verdient alleen maar lof. Wij
hebben er weinig commentaar op. Dus wat dat betreft, zal mijn verhaal gaan ook inderdaad over de
motie. Mijnheer de voorzitter, wij worden door het ministerie van VROM, de provincie, de bestuurs-