22 MAART 2007 114 De heer VERGROESEN. Dank u, voorzitter. Voorzitter, ik wilde het eigenlijk niet, maar we krijgen nu toch een stukje van de commissie van 1 maart weer terug. De wethouder vroeg om een aantal zaken. Juist in die vergadering van 1 maart heb ik gesteld, dat heeft de SP gesteld, dat we voorstander waren van de Economische Impulsnota om al die redenen waarvan de wethouder nu zegt: waar piekeren jullie over? Wij waren voor werkgelegenheid, wij waren voor de vierkante meters per werknemer, wij vinden dat er zuinig met ruimte omgesprongen moet worden en wij waren voor goede opleiding passend bij het bedrijfsleven. Dat waren ook allemaal argumenten om voor de Economische Impulsnota te stemmen. Dus het is mij een raadsel waarom de wethouder nu zegt: hoe zit dat? Neen, daar zijn we voor. Waar we niet voor zijn, is de motie. Dus puntje bij paaltje, met het agendapunt zijn we het wel eens. En dan de motie. Ik heb u verteld waarom we tegen de motie zijn. Doordat er zo verschrikkelijk veel argumenten zijn aan gesleept en zo verschrikkelijk veel mogelijkheden zijn aangestipt, wordt die motie, in onze ogen, vrij blijvend om een visie te schrijven in de richting waarin je wilt. En daar zijn wij geen voorstander van. Het tweede punt waar wij geen voorstander van zijn, zijn de nieuwe bedrijventerreinen, en die richting gaat die motie ook heen. Er werd gesteld dat het ontwikkelen van een bedrijventerrein, pak hem beet, zeven tot tien jaar duurt. Als ik de provincie mag geloven, en waarom zou ik dat niet doen, gaat na 2020 de hoeveelheid bedrijventerreinen die benodigd is omlaag. Nou, tegen die tijd zijn de nieuwe dan ontwikkeld. Wat ons ook nog opviel, was het verhaal, en dat hebben we vaak genoeg gehoord, dat op hetzelfde moment dat we een nieuw bedrijventerrein ontwikkelen bedrijven van het oude naar nieuwe terrein gaan, en krijgen we op de bestaande leegstand en stromen de nieuwe vol. Vervolgens wordt er gezegd: er moeten nieuwe bedrijventerreinen bij komen. Neen, voor bedrijven die we graag willen hebben, dat ben ik volledig met de wethouder eens, want die argumentatie hebben we op 1 maart gevoerd, ligt de prioriteit van de SP op bestaande terreinen. De VOORZITTER Dank u zeer. De heer Van Yperen,. Breda '97. De heer VAN YPEREN Mijnheer de voorzitter, de wethouder is vrij uitvoerig in zijn beantwoording, daar dank ik hem voor. Wat dat betreft, was datgene wat hij ons kon vertellen up to date. Het tweede punt is dat ik hem meer ruim te wil geven om met een integrale aanpak te komen. Ik denk ook dat het een onmogelijke opgave is om op de genoemde datum met een compleet plan te komen. Dus ik geef u alle ruimte om daar wat meer tijd voor te nemen. De laatste opmerking die ik wil maken, is dat in de nota staat: 140 hectare bedrijventerrein. Als u mijn verhaal heeft aangehoord, dan heb ik daarin aangegeven dat aangetoond moet worden dat we het nodig hebben. Die 90 hectare in Bavel is hier niet ter sprake en ook de rest niet. Het gaat erom dat we moeten aantonen wat we nodig hebben, en wat we nodig hebben, moeten we gaan ontwikkelen. En daarom moeten we alles meenemen wat in de motie staat. Dus eigenlijk doet de discussie hier over Bavel helemaal niet ter zake. Dank u wel. De VOORZITTER Mevrouw Schokker, GroenLinks. Mevrouw SCHOKKER Voorzitter, ik wil nog een keer benadrukken wat wij in de eerste termijn gezegd hebben, dat wij het niet met de constateringen eens zijn en met name ook omdat er staat dat onderzoek laat zien dat Breda tot 2020 behoefte heeft aan circa 140 hectare bedrijventerrein. Dat is gewoon niet waar. Want dat plan dat we nu opdragen aan de wethouder, moet juist duidelijk maken wat er nog extra nodig is. De wet houder heeft ook gerefereerd aan een taakstelling van de provincie en aan het streekplan. De wet houder moet ook weten dat de prognoses, de behoeftes, volgens het streekplan dateren uit 1999, en dat er nu hele andere getallen en prognoses op tafel liggen, en dat we daar dus ook op moeten inspe len. De provincie zegt ook heel duidelijk nu dat we daar anders tegenaan moeten kijken. We moeten kijken hoe we dat kunnen gaan faseren en we moeten meer gaan kijken hoe we dat in de regio gaan oplossen. In ieder geval zitten al die zaken ook in het dictum, en daarom ondersteunen wij ook wat er in het dictum staat. Wij vinden ook dat dat plan, dat wij nu opdragen aan de wethouder, zorgvuldig en goed tot stand moet komen en dat daar voldoende tijd voor gereserveerd moet worden. Want we heb ben niks aan een niet goed onderbouwd plan. Niemand hier in de raad, ook de wethouder niet, gaat in op de demografische ontwikkelingen. Ja, de Pvda heeft het er wel over gehad en gezegd: ja, maar dat geldt dus niet voor Breda. Natuurlijk geldt dat ook voor Breda. Juist in West-Brabant gaat de vergrij zing sneller dan in andere delen van Brabant. Die onderzoeken laten gewoon zien dat we daarmee te maken krijgen. Dus misschien is het wel heel erg optimistisch om te denken dat wij in Breda 185.000

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2007 | | pagina 33