22 MAART 2007 132 stukken slechts komen tot de conclusie dat het juridische gedeelte is afgekaart. De afdeling bestuurs rechtspraak van de Raad van State, het hoogste orgaan, heeft als hoogste rechter inderdaad beslist dat een bouwvergunning in deze zaak niet mogelijk is zonder een bestemmingsplanwijziging. Burge meester en wethouders hebben kennelijk gemeend de eigenaar van de bungalow zoveel mogelijk ter wille te zijn, want er werd een nieuw bestemmingsplan ontworpen dat verhoging van de bungalow in kwestie mogelijk maakt. Aldus wordt de illegale bouw gelegaliseerd en kan er alsnog een geldige bouwvergunning worden afgegeven. Op zich kan dat dus juridisch. De vraag is natuurlijk wel, en dat is een beleidsvraag, of dit allemaal wel door de beugel kan. Daar moet de gemeenteraad zich dus van avond over buigen bij de beoordeling van dit nieuwe bestemmingsplan. Mijn fractie kan zich eigenlijk wel voorstellen dat de bezwaarmakers zich grotelijks belazerd voelen. Er is illegaal gebouwd, zij vin den dat daardoor inbreuk wordt gedaan op hun privacy, de hoogste bestuursrechter in dit land stelt hen in het gelijk, en vervolgens gaat de gemeente de boel met terugwerkende kracht legaliseren. De raad zou zich moeten afvragen of daar geen verkeerd signaal van uitgaat. Het risico van bouwen in strijd met het bestemmingsplan ligt bij de bouwer. Het wordt hem nu wel makkelijk gemaakt om dat risico dus weg te nemen. Dus, als de gemeente na achteraf blijkt ten onrechte een bouwvergunning heeft verleend en er is op grond van deze vergunning gebouwd, dan gaat de gemeente vervolgens alles uit de kast halen om die bouw alsnog te legaliseren. En degenen die terecht bezwaar hebben gemaakt, meestal omwonenden, komen er zo bekaaid van af. Het argument dat zij dan vervolgens een planschadeclaim bij de gemeente kunnen indienen, vinden wij niet sterk. Zo'n claim moet aan een aantal voorwaarden voldoen om te kunnen worden gehonoreerd, en bovendien, als het tot uitkeren komt, draait de gemeenschap nota bene op voor legalisering van een illegale situatie. Overigens gaat het bij de bezwaarmakers in dit geval helemaal niet om financiële compensatie, maar om het voorko men van een ongewenste inbreuk op hun woonsituatie. Er zijn fracties die zeggen: dan kunnen ze hun planschadeproces starten, maar dat is dus helemaal niet aan de orde, dat willen die mensen helemaal niet. Een ander punt van aandacht in de politieke beoordeling. Het oorspronkelijke bestemmingsplan was conserverend bedoeld, zo begrepen wij uit de stellingen van de buurman. Wij zijn een beetje gaan graven of we dat konden onderbouwen. In de beantwoording van zienswijze punt 2 wordt daar over geen duidelijk uitsluitsel gegeven. Echter, bij ad 5 wordt er wel degelijk gesproken over het con serverende bestemmingsplan. Letterlijk staat er ten slotte: De woning past in de stedenbouwkundige visie, maar niet binnen de bouwvoorschriften van het conserverende bestemmingsplan "Woongebied Ulvenhout". Dus de directe vraag aan de wethouder is: is het vigerende bestemmingsplan nu wel of niet conserverend? Dat is een belangrijke vraag. En als dat zo is, moet de vraag gesteld worden of deze wijziging niet in strijd is met het uitgangspunt en of dit bovendien niet een olievlekwerking heeft. Is deze ene verbouwing voldoende rechtvaardiging om van dat belangrijke uitgangspunt af te wijken? De slotsom is dat de belangenafweging in deze zaak op het bordje van de gemeenteraad ligt. Vinden wij dat deze gang van zaken wel of niet door de beugel kan? Het is dus opeens een politieke kwestie. Er is volgens ons geen juridisch beletsel om het bestemmingsplan aan te nemen, en evenmin is er een juridisch beletsel om dit plan af te wijzen. Door deze hele onverkwikkelijke gang van zaken dwingt u ons als raad een besluit te nemen in een zaak die in principe helemaal niet op ons bordje thuishoort. Voorlopig neigt mijn fractie naar het niet steunen van dit raadsvoorstel om via dit postzegelbestem mingsplan achteraf de bouw van de bungalow alsnog te legaliseren. Wij zien dit toch echt als een voorbeeld van iets recht breien wat krom is. En daar willen wij ons niet voor lenen. De VOORZITTER Dank u zeer. Het woord is aan de wethouder. Wethouder OOMEN Voorzitter, dames en heren. Kennis genomen hebbende van de beraadslaging van uw raad in eerste termijn, waarin ik ook duidelijk geconstateerd heb de worsteling die u ook doormaakt door uw oordeel te geven over dit plan, kan ik u zeggen dat het college diezelfde worsteling heeft doorgemaakt. Ik ben als portefeuillehouder met het plan geconfronteerd geworden, dat zult u begrijpen. Dat neemt niet weg dat ik met de vinger wijs naar voorgangers of wie dan ook, want zo gaat het in het bestuurlijke leven. Maar ook wij in het college hebben duidelijk geworsteld met het probleem van: hoe gaan wij de situa tie die is ontstaan, aanpakken? Wij hebben daar een besluit over genomen, en dat besluit is zoals het aan u voorligt. Wij hebben ervoor gekozen om aan u voor te leggen een wijziging van het bestem mingsplan. Mijnheer de voorzitter, als ik goed geluisterd heb naar de leden van de raad, dan hebben de meeste leden van uw raad stemverklaringen afgegeven en niet direct nog concrete vragen gesteld, behoudens twee fracties, mevrouw Overboom en de heer Scheltens. Althans, zo heb ik het begrepen'. Van de anderen waren het stemverklaringen bij het voorstel van het college dat op dit moment voor u ligt, en waarin wij onze keuze aan u voorleggen. Ik wil toch, omdat twee fracties nog een aanvullende

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2007 | | pagina 51