20 SEPTEMBER 2007
384
gen over positie en functioneren blijven soms onduidelijk. Toch neemt de kritiek van de leraar toe op
de wijze waarop de organisatie wordt geleid. En daar zit nou precies de crux. De besturen zijn het wel
eens met het masterplan, maar niet al die docenten. Ik haal even mevrouw Vossenaar aan. Al die
docenten die daar voor de klas staan, die samen met die leerlingen het onderwijs maken, zijn het
daarmee eens. Waar het de gemeente betreft, is het heel helder. Ook wij zijn voor doordecentralisatie,
laat dat duidelijk zijn. Je stopt de financiën in een coöperatie, zodat die coöperatie ook op de kapi
taalmarkt actief kan zijn om te zorgen voor goede onderwijshuisvesting en daardoor ook het onderwijs
beter kan ondersteunen. Met zo'n masterplan van de gemeente, dat als groeimodel wordt gezien,
wordt feitelijk een soort schaalvergroting ingevoerd, wat dit kabinet niet wil, wat de Wetenschappelijke
Raad voor het Regeringsbeleid niet wil, en wat het advies van de Commissie Leraren niet wil. Daarom
moeten wij, lijkt me, absoluut pas op de plaats maken als het gaat om de inhoud van het onderwijs.
Daarom is D66 principieel tegen het als voorwaarde stellen dat het masterplan aangenomen wordt,
want daar gaat de gemeente niet over. De heer Akinci heeft net ook al gezegd: als het een goed plan
is, dan zullen scholen dat direct ondersteunen. Waarom zouden wij daar als gemeente een voorwaar
de aan moeten verbinden? Bovendien leg je op deze manier als gemeente het lot van jouw geld in
handen van die scholen en ben je eigenlijk druk aan het uitoefenen op schoolbesturen om óm te gaan.
Want als jij de enige bent die niet meedoet, dan krijgt dus elke schooi geen enkele cent in de coöpera
tie, want dan gaat het feest van de coöperatie gewoon niet door. Dat is uiteindelijk waarom D66 het
niet zit zitten om op deze manier in te stemmen met het voorstel.
De VOORZITTER
Dank u zeer. Het woord is aan de heer Boer.
De heer BOER
Heel kort, mijnheer de voorzitter. We kunnen het eigenlijk nauwelijks beter zeggen dan mevrouw Vos
senaar het verwoord heeft. Daar houd ik het bij.
De VOORZITTER
Dank u zeer. Het woord is aan wethouder Snier.
Wethouder SNIER
Dank u wel, voorzitter. Misschien toch nog even voor alle duidelijkheid: het masterplan geeft de sa-
menwerkingsgedachte van de verschillende schoolbesturen in Breda weer, en dat is niet de gemeen
te. Door die samenwerking zetten alle schoolbesturen in Breda, unaniem, acht verschillende denomi
naties, een stap in de verdere ontwikkeling van het onderwijs aan kinderen en jongeren van twaalf tot
twintig jaar. Daarbij hebben ze een hoog ambitieniveau waarbij ze willen proberen de profilering van
de scholen voor algemeen voortgezet onderwijs te versterken. Ze willen het imago van het vmbo (het
voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs) versterken, en ze willen zorgen voor een drempelloze
overgang of verbinding, zoals dat heet, van vmbo naar mbo. Waarom vindt de gemeente dat nou be
langrijk? Waarom vindt het college dat in ieder geval belangrijk en waarom doen wij u dat voorstel?
Omdat wij daar ook van zijn als gemeente. Dat heeft niets te maken met de vrijheid van onderwijs, dat
heeft niets te maken met de manier waarop onderwijs aangeboden wordt, maar dat heeft te maken
met het feit dat wij als gemeente een-op-een er belang bij hebben om voortijdig schoolverlaten te
voorkomen en om schooluitval in zijn algemeenheid tegen te gaan; dat wij een regiefunctie hebben op
dat gebied, en dat wij daar zelfs nog een regionale coördinatiefunctie in West-Brabant voor hebben als
gemeente Breda. Dat pakket is voor ons direct gerelateerd aan ons belang om die doelstellingen van
het masterplan ook inhoudelijk te onderschrijven. Dat heeft niets te maken met het feit dat we ons met
het onderwijs willen gaan bemoeien of met de manier waarop dat onderwijs gegeven wordt. Neen, het
raakt direct aan de wettelijke taken die wij als gemeente ook hebben. En dan zie je een ambitieniveau
geformuleerd bij de schoolbesturen, waar je volgens mij niet tegen kunt zijn en waar je volgens mij ook
niet tegen mag zijn. Het gaat uiteindelijk om, en dan herhaal ik even de woorden van de heer Blan-
kenstein, het optimaliseren van de kansen voor de kinderen en jongeren in Breda. Onderwijshuisves
ting is een belangrijke voorwaarde om het doel van dat masterplan - de samenwerking, want daar
gaat het om, de samenwerking die voorzien wordt - te realiseren. Een samenwerking, gericht op het
aanbieden van kwalitatief nog beter en hoogwaardiger onderwijs. De bevoegdheid van de gemeente,
dat is de bevoegdheid ten aanzien van de huisvestingsmiddelen, gaat naar de schoolbesturen en de
schoolbesturen bundelen hun huisvestingsmiddelen via de coöperatie. Dat is de insteek. Wat is daar
het voordeel aan? Mevrouw Van Maanen vroeg dat. Wat is dan dat effectievere werken wat de coöpe
ratie zou kunnen doen? Nou, dat vloeit direct voort uit het feit dat de coöperatie afspraken kan maken.
Binnen de coöperatie kunnen de schoolbesturen afspraken maken over de manier waarop zij met die