30 oktober 2008 Gageldonk 2 buurtbeheerders gaan aanstellen die zich specifiek met die wijken gaan bezig houden. Zij gaan huurders aanspreken op hun gedrag in de openbare ruimte en zij zijn ook aanspreekpunt. Dat is een goede zaak. Maar de visie gaat verder. Er wordt bijvoorbeeld gesproken over vrijwillige toezichthouders, individuele wijkbewoners die ook toezicht gaan houden in de wijk. En daar hebben wij dan wel wat vragen bij. Want ons is het niet helemaal duidelijk. Hoe zie je dat dan voor je? Hoe zien we het gebeuren dat een vrijwillige toezichthouder dat gaat doen. Gaat die een schouw houden? En wat wordt er dan vervolgens mee gedaan? Wie gaat daar vervolgens iets mee doen? Krijgen wijkbewoners ook de verantwoordelijkheid om hun medewijkbewoners aan te spreken? En dat laatste lijkt misschien logisch, maar het is tegenwoordig niet meer zo logisch. In het voorprogramma vertelt een van de huismeesters ook dat mensen elkaar tegenwoordig niet meer zo goed durven aan te spreken op eikaars gedrag. We durven elkaar niet meer zo goed aan te spreken op het meer dan 30 km per uur rijden. Ze bellen liever de huismeester, of de politie. We willen wel dat daar eens goed over nagedacht wordt in deze visie. Want het is wel heel makkelijk gezegd om daar een rol bij de samenleving, bij de bewoners zelf neer te leggen. En dat nadenken en dat verder aanscherpen, dat zouden we graag zien gebeuren met de wijkbewoners zelf. Dus wat ons betreft komt er bij de opdrachten die al geformuleerd zijn in het stuk, een opdracht bij: Mensen uit de stad zelf te betrekken bij de uitwerking van de visie en goed te kijken hoe ze dan ook echt een toezichthoudende en eventueel een handhavende rol kunnen spelen. Dank u wel. DE VOORZITTER: Het woord is aan de heer Taks, VVD. DE HEER TAKS: Voorzitter, Toezicht en handhaving in de openbare ruimte dat is een onderwerp dat zich bijzonder zou kunnen lenen vooreen politiek ideologische benadering, waarbij de emoties hoog zouden kunnen oplopen. Maar de door het college geproduceerde visie heeft zo'n hoog abstractieniveau dat tegen de inhoud nauwelijks bezwaar kan worden gemaakt. Het zou zelfs op de verzamellijst hebben kunnen staan, maar dan zou je te weinig gewicht geven aan het onderwerp. Het is natuurlijk wel een belangrijk onderwerp. Als we de opdrachten zien die geformuleerd zijn in het stuk, moeten straks wel politieke keuzes worden gemaakt en dan zullen de opvattingen ongetwijfeld wel uiteen lopen. De VVD onderschrijft het uitgangspunt dat toezicht en handhaving gezien moeten worden als een gezamenlijke opgave van overheid en samenleving, van burgers, bedrijven en instellingen. Of bij die gezamenlijke opgave in de praktijk het zwaartepunt komt te liggen bij de overheid of bij de samenleving, zal per onderwerp verschillen. Het is op dat moment ook afhankelijk van de besluitvorming en de politieke gedachte. Aanhangers van het maakbaarheids-geloof zullen eerder de nadruk leggen op de rol van de overheid, terwijl, wie het liberale gedachtegoed aanhangt, vooral zal vertrouwen op de eigen verantwoordelijkheid van de burgers en het zelfregulerend vermogen van de samenleving. Er is wat rumoer in de zaal, mijnheer de voorzitter, over deze benadering. Dat neemt niet weg dat ik toch op deze lijn doorga. Ik denk dat de wereldeconomie ook aandacht verdient, maar ik heb het nu over iets specifieks en ik zie nog niet het verband tussen de kredietcrisis en de eigen verantwoordelijkheid van burgers bij het beleven van de openbare ruimte. Maar ik denk dat hier een overtuigd aanhanger is van het maakbaarheids-geloof. Dat is de verklaring van de interruptie. Mijnheer de voorzitter, de VVD is in ieder geval uiterst terughoudend als het erom gaat het taakveld aan te merken als een overheidstaak, laat staan als een gemeentelijke taak. Als de overheid al een taak ter hand moet nemen, dan kiest de VVD voor zo eenvoudig mogelijke regelgeving, voor algemene regels in plaats van een vergunningenstelsel, voor het inschakelen van burgers en bedrijven om te handhaven om zo kosten te kunnen besparen. De VVD kiest in elk geval voor het geven van vertrouwen waar dat mogelijk is. Er is een taakveld, mijnheer de voorzitter, waar de overheid een exclusieve rol behoort te hebben, namelijk daar waar openbare orde en veiligheid in het geding zijn. En binnen dat kader zijn er wel mogelijkheden om burgers te betrekken. Mevrouw Haagh sprak ook al over problemen die zich zouden kunnen voordoen. Ik denk datje daar uitermate duidelijk in moet zijn. Ook moetje voorkomen datje bij burgers onnodig verantwoordelijkheden neer legt die niet kunnen worden waargemaakt. De ervaring is ook altijd dat burgers het recht in eigen hand nemen. Het gevaar van eigen rechter is dan niet ver weg. Je kunt inderdaad bepaalde afspraken maken en dan is het een begaanbare weg. In het algemeen zeggen wij, voorzichtig met dit soort zaken. Het gaat om strikte regelgeving die moet worden nageleefd. En als er dan wel ruimte zou zijn om aan de samenleving vertrouwen te geven bijvoorbeeld als er een gedoogbeleid zou moeten worden gevoerd, zoals ten aanzien van de verkoop van soft drugs, dan betekent dat ook dat de regels strikt moeten worden nageleefd, dat de gedoogcriteria door de coffeeshops strikt moeten worden nageleefd op straffe van sluiting. En voor de goede orde, mijnheer de voorzitter, de VVD wenst een voortzetting van het huidige coffeeshop beleid in Breda, zoals we daar voor gekozen hebben een aantal jaren geleden. Dat is

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 2008 | | pagina 12