30 oktober 2008
416
DE HEER GANSEVOORT:
Voorzitter, ook het CDA is blij met het voorliggend voorstel. Vandaar dat wij ons willen beperken
tot een korte reactie, gezien ook de inbreng van de vorige sprekers.
De kern van het voorstel is het volgende: namelijk samen handhaven. Nadruk op preventief en
indien anders: correctief. Eigenlijk stelt het voorstel het CDA adagium, waarden en normen,
centraal. Ook staat centraal, het samen werken aan deze waarden en normen. Vandaar dat wij
vanzelfsprekend blij zijn met deze aanpak. Blij zijn wij ook met de inzet op het ontwikkelen van
nieuwe instrumenten. Dat zijn niet alleen wetgeving en regelgeving, maar ook de inzet van nieuwe
zaken zoals cameratoezicht. Ook zijn we gelukkig met de aanpak waarmee het college dit
vraagstuk beetpakt; eerst wat en hoe, en zo meteen de discussie van hoe gaan we het uitwerken.
Wat dat betreft kunnen we het eens zijn met de VVD en dient de volgende fase te worden
gekenmerkt door meer concreetheid. Dat zal ongetwijfeld gaan leiden tot meer discussie. Want wie
kan het niet eens zijn met het voorliggend voorstel. Voorzitter, we zien de verdere aanpak met
vertrouwen tegemoet.
DE VOORZITTER:
Dank U zeer. Mijnheer Akinci, GroenLinks.
DE HEER AKINCI:
Ja, de heer Taks triggerde mij ook wel een beetje. Als de maakbare samenleving zou bestaan, dan
hebben we het de laatste jaren als overheid wel heel erg slecht gedaan.
Voorzitter, de nota riep wat gemengde gevoelens bij onze fractie op. Er stonden open deuren in
als: begrip voor de samenleving en doelen die gediend worden, regels die essentieel zijn voor de
acceptatie daarvan, en ja, daar hadden we wel een beetje een dubbel gevoel bij.
Aan de andere kant, misschien juist omdat het aanvoelt als open deuren, en dat is ook door de
heer Taks gezegd, is dit een visie op handhaving die we allemaal kunnen onderschrijven, maar ik
denk dat het qua handhaving misschien start met het gemeenschappelijk uitgangspunt wat breed
door de raad gedeeld moet worden. Dus we kunnen wel met deze visie akkoord gaan en we
wachten op de uitwerking ervan.
Eén punt willen we wel heel expliciet aan de burgemeester meegeven, ook omdat op dat punt, in
ieder geval tussen ons tweeën, al discussie heeft plaats gevonden. En dat is: stel je nu regels op
om overlastsituaties op te vangen. En als je dat doet, heeft dat op een gegeven moment als effect
dat daarmee iedereen, al dan niet overlast veroorzakend, onder die regel valt en beperkt kan
worden in zijn individuele vrijheid. Of moet het op zo'n manier dat die regels met betrekking tot
overlast ook werkelijk aan die overlast gerelateerd worden. Het bekende voorbeeld -laat ik nou
eens niet met die fles Lambrusco komen die ik al heel vaak genoemd heb - maar een ander
voorbeeld is dat van die jongen die op het station op een bus aan het wachten was, maar dat niet
op een busperron deed maar net een paar meter verder. En op het station mag je nou eenmaal
niet doelloos rondhangen. Dus een agent, die overigens gewoon zijn werk deed, vroeg aan dat
pubertje van een jaar of 15, inmiddels al wat ouder, (het gaat niet over mezelf hoor), wat hij daar
deed en die zei dat hij op de bus aan het wachten was op een toontje wat je op die leeftijd ook
hebt, waarna hij ingerekend werd omdat hij de agent onheus bejegende. Kijk daar zijn die regels
dus niet voor bedoeld. Het is een voorbeeldje. Het gebeurt niet elke dag. Maar dat is en blijft voor
ons een belangrijk uitgangspunt: de regels die je opstelt, zorg nou dat je die richt op die paar
mensen die ook daadwerkelijk de overlast veroorzaken.
DE VOORZITTER:
Mag ik mevrouw Boidin vragen even de gedachtenwisseling te leiden?
moet wel uw eigen strippenkaart meenemen!
MEVROUW BOIDIN:
Dames en heren, goedenavond. Wij houden hier geen theekransje maar wij zijn serieus met de
vergadering bezig, visie en toezicht op handhaving in de openbare ruimte. Ik wil graag het woord
geven aan de burgemeester.
DE BURGEMEESTER:
Hartelijk dank.
In algemene zin stemt u in met de visie, dat is duidelijk. Er zijn geen expliciete bezwaren ingediend
met betrekking tot de uitgangspunten. En natuurlijk, de heer Taks en anderen hebben gelijk
wanneer gezegd wordt dat het een hoog abstractieniveau heeft. Maar ik denk dat het wel goed is
dat we met elkaar wel weten, wat de visie is en wat de uitgangspunten zijn. En in de volgende