30 oktober 2008
423
Dank u wel voorzitter. U stelt dat het weerstandsvermogen stevig moet zijn. Dat wordt duidelijk
verwoord door het college in deze nota, 40 miljoen voor de komende periode. Volgens mij kunt u
ook constateren wat het niveau nu is. Het ligt daaronder. En ik hoor u zeggen: ik ben het daar mee
eens. Maar dan vraag ik aan u: hoe ziet u uw eigen pleidooi nu in dit licht?
DE HEER VAN OVERVELD:
Op dit moment staat hij beduidend lager en het volgend jaar staat hij op 22 miljoen. Dat zijn oude
afspraken. Het siert het college ook dat ze die afspraken gewoon in stand laat. Dat is consistent
beleid. Je kunt niet ineens zomaar zeggen: het is nu ineens anders. Want als je de tekst letterlijk
leest, zou vanaf morgen, als iedereen het eens is met deze nota, het weerstandsvermogen op 40
miljoen moeten staan. Nou, dan zitten we met een aanzienlijk gat. Dan kan de begroting om
andere redenen sowieso opnieuw worden geschreven. Dat is niet de bedoeling, dat is nooit de
bedoeling geweest, ook niet van de VVD. Je buigt iets om naar steeds serieuzer beleid en dan moet
je iedereen de kans geven, zowel het college als de raad, om tot dat serieuze beleid te komen. Ja,
ik constateer dat dit nu aan de gang is.
DE VOORZITTER:
Ik wil naar de volgende spreker want we zitten nog steeds in de eerste termijn. Dus ik stel voor,
mevrouw Vossenaar, Breda 97. Zeer bedankt mijnheer Van Overveld.
MEVROUW VOSSENAAR:
Voorzitter, dank je wel. Als er een kaderstellend stuk aan de orde is in de raad, dan is het dit
voorstel naar mijn idee. Het college vraagt ons in de eerste plaats om in te stemmen met een
procedure. Dat is een werkwijze die er toe moet leiden dat het aantal risico's bij grondtransacties,
en bij de ontwikkeling van bestemmingsplannen, goed kunnen worden ingeschat. Deze procedure
is met grote zorg opgesteld. Kennis en ervaring uit eigen huis, aangevuld met kennis en ervaring
van derden, heeft een werkwijze tot stand gebracht, waarin onze fractie vertrouwen heeft. Het zal
altijd zo zijn dat de toekomstige ontwikkeling en de daaraan verbonden risico's nooit voor de volle
100% zijn aan te geven. Daarvoor zijn het immers risico's. En om het populair te zeggen: soms
valt er iets mee en soms valt er iets tegen. Een dekking van 100% is dan ook een farce. De door
het college voorgestelde dekkingsgraad van 60 tot 70% van die risico's die in beeld zijn, is naar
onze mening heel reëel. Dat houdt wel in dat het noodzakelijk is dat het weerstandsvermogen van
het grondbedrijf groeit naar de eerder vastgestelde 40 miljoen. Ook wij zijn daar voorstander van.
Dan zijn we er nog niet. Het kan ook betekenen dat er in de toekomst rekening gehouden moet
worden met een grotere reserve en misschien is dat wel in de nabije toekomst, als we tenminste
de gevolgen van de huidige economische ontwikkelingen beter in beeld krijgen.
Een opmerking heb ik nog wel. Ik meen me zeker te herinneren dat de wethouder heeft gezegd, in
de commissie zeer regelmatig, 2 keer per jaar, te beginnen met de kadernota 2010, te rapporteren
aan de commissie Bestuur, in casu de raad. In het voorliggende raadsvoorstel lees ik daar niets
van. In bijgevoegd bestuursvoorstel lees ik alleen onder punt 4 bij het derde gedachtestreepje, dat
gerapporteerd zal worden aan het college. Ik neem aan dat de wethouder hier even op terug zal
komen. Zeker in het licht van wat ik zo juist zei over de huidige ontwikkelingen, is het noodzakelijk
dat de raad van de actuele stand van zaken op de hoogte blijft. De raad alleen maar informeren als
de vastgestelde bandbreedte overschreden wordt, zoals het raadsvoorstel schrijft, is voor ons niet
voldoende. Ondanks het beperkte vertrouwen dat de heer Van Overveld in ons als raad schijnt te
hebben, willen we toch wel graag precies weten hoe de vork in de steel zit.
DE VOORZITTER:
Dank u zeer. Het woord is aan de heer Gansevoort.
DE HEER VAN OVERVELD:
Mag ik een vraag stellen?
DE VOORZITTER:
Gaat uw gang.
DE HEER VAN OVERVELD:
Ik wil graag van u weten of u het met mij eens bent dat er 2 maal per jaar een
voortgangsrapportage richting de raad moet?
MEVROUW VOSSENAAR:
Dat zei ik zojuist.