30 oktober 2008
434
dat dat heel inspirerend gewerkt heeft. De mensen vonden het leuk, het sprak mensen aan, de
mensen werden verrast. En op momenten dat ik het dan heb over een filmfestival, wat aansluit ook
op diezelfde thematiek van beeldcultuur en grafische vormgeving, en ik drop dat bij mensen die
zijn geïnteresseerd in cultuur, de cultuurconsumenten om het zo maar te zeggen, dan hoor ik ook
daar een heleboel enthousiaste geluiden, terwijl inderdaad nog niet iedereen precies weet wat het
gaat worden.
Dat enthousiasme wordt ook gedeeld door de provincie. Op 2 juli stond al in de krant, de
bevestiging van de woordvoerder van de gedeputeerde, Annemarie Moons, die heeft gezegd: wij
stellen 2,5 ton expliciet en specifiek voor dat filmfestival beschikbaar, als onderdeel van een breder
pakket aan gelden. Ook het feit dat het is meegenomen in de ambitie van Brabantstad, culturele
hoofdstad 2018. In die zin misschien een nieuwe keuze die voor sommigen wat onbekend is, maar
wat mij betreft wel een hele goede keuze is. Al is het maar omdat op 26 april, toen we de eerste
versie van het rapport over de cultuurvisie tot 2020, bespraken, de wethouder nog wat gebrek aan
lef en gebrek aan ambitie verweten werd. Ik denk achteraf, want het beleid zoals het nu in deze
nota verwoord staat is allemaal niet zo nieuw. Het is alleen wat anders opgeschreven. Dat is nog
een reden om voor grafische vormgeving te zijn. Want kennelijk is die vorm ook heel belangrijk bij
hoe die inhoud gepersifleerd wordt. En nou even terug naar wat ik eigenlijk wilde zeggen.
MEVROUW BOIDIN:
Voorzitter, voordat de heer Akinci verder gaat met het volgende onderdeel, heb ik toch nog een
opmerking. U gaat er nu min of meer van uit dat wij, de twee voorgaande sprekers, de Partij van
de Arbeid, maar ook het CDA, niet voor het filmfestival zouden zijn. Dat is een onjuiste weergave.
Wat ons als CDA gestoord heeft, is dat wij niet voldoende en goed geïnformeerd zijn, en dat wij
niet straks voor een fait accompli willen staan en dat er geen weg meer terug is. Het gaat wel om
een hele hoop geld. Ik heb heel duidelijk, dacht ik, aangegeven dat een filmfestival past bij een
van de pijlers beeldcultuur. Dus daarover geen misverstand. Het is alleen het feit, het proces, waar
wij nu eigenlijk niet bij betrokken zijn en dat is echt een standpunt. U bent toch ook voor een duaal
systeem? Wie stelt er dan de kaders?
DE HEER AKINCI:
Begrijp me goed. Ik heb niet gezegd dat u tegen een filmfestival zou zijn. Nee dat heeft u mij niet
horen zeggen. U mag er de digitale notulen op naslaan. Het enige wat ik hier probeer te doen, is
een ontzettend enthousiast verhaal houden over een filmfestival, waarvan ik hoop dat het in de
schaal waarop nu de plannen gemaakt worden, in 2009 doorgang kan vinden, omdat ik dat een
ambitieuze en lefvolle, - ik weet niet hoe je dat moet zeggen -, toevoeging vind, aan het culturele
klimaat van de stad, die juist die pijler beeldcultuur kan versterken en die juist in wisselwerking
met een Breda Foto, met een Graphic Design Festival
MEVROUW BOIDIN:
Voorzitter, daarover geen misverstand. Dat vinden wij in principe ook. Maar wij vinden dat vanaf
het begin, en ik dacht eigenlijk dat u ook dit soort gedachten hebt, als ik u over andere
onderwerpen hoor praten, dan bent u altijd heel geïnteresseerd hoe het begint en hoe het eindigt,
DE HEER AKINCI:
Dat ben ik ook.
MEVROUW BOIDIN:
En dat wij dan ook een visie en een standpunt geven, ieder met zijn eigen invalshoek vanuit zijn
politieke achtergrond. En dat is hetgeen wij als CDA hier misten. Maar ik hoop straks op een goed
antwoord van de wethouder. Dus wij wachten dat af.
DE HEER AKINCI:
Begrijp me goed, mevrouw Boidin, ik kan me voorstellen dat u zegt: we hadden als commissie
graag wat meer betrokken willen zijn bij de planvorming, het format en wat dies meer zij over het
filmfestival, nog steeds onszelf realiserend dat we als gemeenteraad kaderstellend zijn en niet op
elk detail moeten zitten. Ik bedoel dat ik me dat gevoel heel goed kan voorstellen en ik ben het
ook op dat punt met u eens. Dat laat onverlet dat ik hier een warm pleidooi voor het filmfestival wil
houden. En daarmee wil ik niet zeggen dat u daartegen zou zijn, geenszins, maar ik wil in ieder
geval wel even benadrukken dat wij er in ieder geval een warm voorstander van zijn.
DE HEER BOER:
Mijnheer de voorzitter, mag ik even. U vertelde net heel enthousiast dat u zelfs al met plannen
bezig bent voor dat filmfestival. Dat gaat dan wel heel erg ver. Wij weten inderdaad nog steeds
helemaal van niks.