584
18 december 2008
Sinds 2007 praten we al over dit onderwerp. Al heel vaak hebben we dat gedaan, de afgelopen
jaren. En voor vanavond noem ik nog even de drie belangrijkste punten.
Het eerste daarvan is, dat we uitgebreid gesproken hebben met de stad. We zijn het stadhuis en
het stadskantoor uit geweest. We zijn op bezoek geweest op de bedr'jventerreinen zelf b'j de
ondernemersverenigingen, maar ook bij de natuur- en milieuorganisaties. Dus het is echt
van ondernemers, van natuurverenigingen en de stad.
Twee inhoudelijke punten die we heel erg belangrijk vinden:
In deze nota wordt nu eindelijk erkend dat we in deze gemeente een enorme hoeveelheid
verouderde bedrijventerreinen hebben en dat heel veel burgers zich daaraan ergeren en dat w
hier ook eindelijk iets mee gaan doen. Want toen we voor het eerst spraken over dit onderwerp
ging het toch vooral over de hoogte van het getal. Moeten we 250 hectaren nieuw aanleggen, of
200 of 150. Dat was een erg schrale discussie want - u hebt ook naar mevrouw Vossenaar
aeluisterd - het gaat over veel meer dingen: landschappelijke inpassing, hoe geef je die
bedrijventerreinen vorm, en hoe ontwikkel je nou een strategie als het gaat om beheer van e
buitenruimte, zodat die terreinen veel minder snel verouderen. Dat is allemaal Pr'™ verweJ
deze structuurvisie. Maar papier is geduldig. En ik heb al gehoord van mehvr^Wn^nef^pdaar!"'J
vindt dat deze nota niet in de la moet verdwijnen. Ook de heer Leenders heeft namens de Part j
van de Arbeid mooi gesproken, ook als het gaat om de financiële opgave. Over 8 weken gaan we
weer spreken over de hoofdlijnen van de begroting voor 2010. We zullen zien wat daar dan nog
van over blijft.
DE VOORZITTER:
Ik dank u zeer mijnheer Vos.
Ik geeft het woord aan de wethouder.
WETHOUDER AARTS: t
Voorzitter ik kies er toch voor om achter het spreekgestoelte te gaan staan, vooral om de
belangrijkheid van het moment te onderstrepen. Want ik ben het wel eens MS dat we moeten
proberen om vergaderingen zo kort mogelijk te houden, maar ik denk dat dit toch een heel
belangwekkend document is en daarom spreek ik vanaf deze plaats.
Ik wil eigenlijk ook beginnen met mijn dank uit te spreken naar wethouder Adank, want die heeft
inderdaad heel veel voorwerk verricht voor deze nota Eigenlijk wordt hier heiel veelI'"^ald wat
is gekomen uit zijn voorwerk, maar ook uit de gesprekken zoals u ook al zei, met de stad en met
partners in de stad. En zo heeft het allemaal zijn plaats goed gevonden in de nota.
Ik ben dan ook heel erg blij dat zowat alle fracties in de gemeenteraad eigenlijk zeggen datzehet
een goede en heldere nota vinden en de ambitie onderschrijven die er in zit met alle nuances d e
de politieke stromingen daar in leggen. En wat ik van hieraf vooral wil benadrukken, is dat het een
hele ambitieuze nota is. We zijn natuurlijk al begonnen met de behoefte neerwaarts bij te stellen
om 30% zoals we gewend zijn ook binnen het huidige streekplan, ook uit te gaan van
behoefteramingen. Maar daarnaast wil Breda ook nog 25% van de toekomstige behoefte vinden op
de verouderde bedrijventerreinen. Dat is natuurlijk een geweldige ambitie. En ik begrijp dat
ook heel serieus werk van wil maken en dat wil het college zeker ook doen. Enerzijds is daar
natuurlijk qeld voor nodig. Tot nu toe heeft de gemeenteraad van Breda daar heel goed in
geopereerd Want we zien, voor zover wij al bedrijventerreinen hebben geherstructureerd dat wij
daar steeds op tijd de nodige Bredase middelen hadden om vooral ook externe middelen binnen te
hafen Er is steeds meer dan 2/3 extern geld binnen gehaald. Dus dan doe je het als stad heel erg
goed als je zelf minder dan 1/3 bijdraagt. In die zin denk ik dat wij ook zeker bij de komende
kadernota onze opgave, zoals we nu ook in de nota opschrijven, vrij zullen moeten maken.
Mevrouw Schokker van GroenLinks vraagt om een fundamentele discussie om een
vereveningsfonds, of een herstructureringsfonds te maken. We zijn eigenlijk in de
commissievergadering gezamenlijk tot de conclusie gekomen dat het Bredase systeem, zoals het
nu werkt, heel goed heeft gefunctioneerd. En ik heb toen verder ook weinig bijval gevonden voor
het pleidooi van GroenLinks. Dus mijn voorstel zou zijn om de systematiek van Breda te bl|jven
volgen en bij de kadernota terug te komen van jaar tot jaar voor de benodigde middelen voor de
HeUs^ets anders als het gaat over de regionale afstemming. Ook daar hebben verschillende
fracties over gesproken. Wij zijn al heel erg lang gewend in de regio, om het in ons
planningsoverleg over de kwantiteit van de bedrijventerreinen te hebben. Daar wordt eigenlijk al
heel lang regionaal in afgestemd. Maar ik ben nu van mening dat heel goed is als wij daar ook een
kwalitatief vergelijk onder leggen. En in die zin is er eigenlijk al een eerste aanvang gemaakt,