11
dat een eventuele negatieve uitspraak van de hoogste rechter ook gevolgen kan hebben voor de
situatie in Breda. En daar zal ik de bewoners dan ook graag in steunen, maar ik wil niet namens
hen als advocaat optreden. Er zijn een aantal argumenten gewisseld waarom dat niet verstandig is.
En dat stond niet in het eerste voorstel van het CDA, maar wel in het voorstel zoals dat hier ter
tafel ligt. U vraagt ons die rol op ons te nemen en wij zeggen dat wij dat ook dan niet moeten
doen. Dus: steunen graag, een brief sturen prima, met de omschrijving die ik gedaan heb, maar
niet namens onduidelijke en onbekende mensen procederen waarvan ik niet eens weet wat voor
verbruik zij gehad hebben, wie er woonden in die tijd en namens wie ik dan zou moeten
procederen. Ik kan me alleen beroepen op het contract wat ik met hen heb en dat is: u bent
gebonden aan "het niet meer dan anders principe".
Tenslotte voorzitter, nog even over de aansluitbijdrage. Want ook daar gaat het voorstel van het
CDA toch een beetje over, vliegt het een beetje uit de bocht als ik het zo mag zeggen. De discussie
daarover was helder. Er is een uitspraak van de heer Boerema en in die uitspraak wordt gezegd dat
de aansluitbijdrage na 30 jaar is afbetaald. Toen hebben wij gezegd dat wij dat ook vinden. Ik heb
daar zelfs met Essent over gesproken. Essent zegt dat men het daarmee eens is. Die uitspraak is
30 jaar geldig. Dus wij zullen de heer Boerema schadeloos stellen. Maar, zegt Essent, er is een
ding over het hoofd gezien, namelijk dat onze verplichting van die 30 jaar pas ingaat op het
moment dat wij het contract met de stadsverwarming gesloten hebben. Daarvoor was er
wijkverwarming en hadden wij geen enkele verplichting. Ik weet niet of er überhaupt
aansluitbijdrage toen betaald is en aan wie dan. Daar hebben wij geen afspraken over. Dus ik ben
bereid om iedere bewoner in Breda te vertellen wanneer zijn 30 jaar aansluitbijdrage is verlopen.
En in die zin is er nu een tweede procedure gaande waar in Breda duidelijkheid over moet komen.
Ik vind het wat voorbarig om nu al te denken dat ik de uitspraak al weet. En de heer Ugerler zegt:
ja ik vind het verweer wat Essent daarin voert niet erg overtuigend, dus misschien is de uitspraak
van Boerema toch wel voldoende reden om op basis daarvan al teruggave van de aansluitbijdrage
van iedereen te vragen. Daarop zeg ik: nee, mijn interpretatie is juist dat we uit de tweede
uitspraak helder moeten krijgen of er enige verplichting is tot terugbetaling en ik heb al de garantie
van Essent, dat ze zullen terugbetalen als dat zal blijken. Want ze zeggen dat ze daar ook geen
moeilijkheden over gaan maken. Dat is ook niet de moeite om daar ruzie over te maken. Dat
contract voor 30 jaar voeren wij uit en leven wij na. Dat beloven wij u wethouder en wij gaan per
huishouden berekenen wanneer die 30 jaar geldt. En dat wordt in april aan iedereen medegedeeld
en ik zal daarbij betrokken zijn en ik wil ook graag het Comité Woekerwarmte daarbij betrekken.
Wat het CDA-voorstel zegt, is: wilt u de uitspraak tegen de heer Boerema, die gunstig is voor de
heer Boerema, al vast vertalen voor alle Bredase inwoners. Dan zeg ik: dat vind ik niet verstandig.
Dan ga je eigenlijk in een rechterlijke procedure interveniëren terwijl daar eigenlijk zoveel discussie
over nodig is.
Voorzitter, ik dacht dat ik daarmee alle punten had beantwoord. Uiteraard respecteer ik het
prerogatief van de raad, ook in dit voorstel. U hebt mijn standpunt gehoord. Als de raad het
voorstel toch zou aannemen, zal ik met de advocaat uiteraard onderzoeken hoe we dat juridisch
kunnen uitvoeren. Ik heb u alleen aangegeven hoe het college over deze zaak denkt en het is
verder aan u om ons wel of niet een opdracht te geven.
DE VOORZITTER:
Goed. wie heeft behoefte aan een tweede termijn? Mijnheer Lips.
DE HEER LIPS:
Voorzitter, ik wil graag 10 minuten schorsing.
DE VOORZITTER:
Oké, de vergadering wordt geschorst tot vijf voor 10.
1E SCHORSING.
DE VOORZITTER:
Ik wil u uitnodigen de plaatsen in te nemen zodat we de beraadslagingen kunnen heropenen.
De tweede termijn. Wie wenst daarover het woord? De heer Ugerler.
DE HEER BOER:
Mijnheer de voorzitter, door mijnheer Lips is schorsing aangevraagd. Dus ik denk dat die eerst het
een en ander moet zeggen.
DE VOORZITTER:
Ja maar ik weet niet..